Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Zoek: iris

Zweedse en Nederlandse zoekresultaten voor: iris

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

iris:
- iris; vlies in het oog; lis
Wiktionary:
- iris → iris, regenboogvlies

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

iris:
- regnbågshinna; iris
Wiktionary:
- iris → iris

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor iris (Zweeds) in het Nederlands

iris:

iris [-en] zelfstandig naamwoord

iris (regnbågshinna)
de iris; vlies in het oog
- iris [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- vlies in het oog [znw.] zelfstandig naamwoord
iris (svärdslilja)
de lis
- lis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor iris:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
iris	iris; regnbågshinna
lis	iris; svärdslilja
vlies in het oog	iris; regnbågshinna

Synoniemen voor "iris":

regnbågshinna

Wiktionary: iris

Cross Translation:

From	To	Via
• iris	→ iris	↔ iris — plant of the genus Iris
• iris	→ regenboogvlies; iris	↔ iris — part of the eye
• iris	→ regenboogvlies	↔ iris — Partie de l’œil
• iris	→ iris	↔ iris — Plante

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor iris (Nederlands) in het Zweeds

iris:

iris [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de iris (vlies in het oog)
regnbågshinna; iris
- regnbågshinna zelfstandig naamwoord
- iris [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor iris:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
iris	iris; vlies in het oog	lis
regnbågshinna	iris; vlies in het oog

Verwante woorden van "iris":

irissen

Wiktionary: iris

Cross Translation:

From	To	Via
• iris	→ iris	↔ iris — plant of the genus Iris
• iris	→ iris	↔ iris — part of the eye
• iris	→ iris	↔ iris — Plante