Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vit:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vitten:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor vit (Zweeds) in het Nederlands

vit:

vit bijvoeglijk naamwoord

  1. vit (vitt; färglöst; urtvättad; urtvättat; blekt)
    wit; wit van huidskleur; blank

Vertaal Matrix voor vit:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blank blekt; färglöst; urtvättad; urtvättat; vit; vitt blek; blekt; enkel; enkelt; färglös; färglöst; ofärgat; oförblommerat; osminkad; osminkat
wit blekt; färglöst; urtvättad; urtvättat; vit; vitt blek; blekfisig; blekfisigt; blekt; blekt som ett lakan; svag; svagt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wit van huidskleur blekt; färglöst; urtvättad; urtvättat; vit; vitt

Synoniemen voor "vit":


Wiktionary: vit

vit
adjective
  1. kleur

Cross Translation:
FromToVia
vit wit white — bright and colourless
vit blank white — Caucasian
vit blanke white — Caucasian person
vit wit weiß — eine unbunte Farbe habend, die hellste Farbe im digitalen RGB-Farbraum, die die Werte rot = 255; grün = 255; blau = 255 hat.
vit wit; blank blanc — blanc (sens général)

Verwante vertalingen van vit



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vit (Nederlands) in het Zweeds

vit vorm van vitten:

vitten werkwoord (vit, vitte, vitten, gevit)

  1. vitten
    häckla; gnata; hacka på
    • häckla werkwoord (häcklar, häcklade, häcklat)
    • gnata werkwoord (gnatar, gnatade, gnatat)
    • hacka på werkwoord (hackar på, hackrade på, hackat pår)

Conjugations for vitten:

o.t.t.
  1. vit
  2. vit
  3. vit
  4. vitten
  5. vitten
  6. vitten
o.v.t.
  1. vitte
  2. vitte
  3. vitte
  4. vitten
  5. vitten
  6. vitten
v.t.t.
  1. heb gevit
  2. hebt gevit
  3. heeft gevit
  4. hebben gevit
  5. hebben gevit
  6. hebben gevit
v.v.t.
  1. had gevit
  2. had gevit
  3. had gevit
  4. hadden gevit
  5. hadden gevit
  6. hadden gevit
o.t.t.t.
  1. zal vitten
  2. zult vitten
  3. zal vitten
  4. zullen vitten
  5. zullen vitten
  6. zullen vitten
o.v.t.t.
  1. zou vitten
  2. zou vitten
  3. zou vitten
  4. zouden vitten
  5. zouden vitten
  6. zouden vitten
diversen
  1. vit!
  2. vit!
  3. gevit
  4. vittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vitten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gnata vitten bedillen; betuttelen; etteren; griepen; klagen; klieren; zeiken; zeuren
hacka på vitten bedillen
häckla vitten