Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. check:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. checken:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor check (Zweeds) in het Nederlands

check:

check [-en] zelfstandig naamwoord

  1. check
    de cheque
    • cheque [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. check
    het schaak
    • schaak [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor check:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cheque check
schaak check

Synoniemen voor "check":


Wiktionary: check


Cross Translation:
FromToVia
check cheque cheque — a note promising to pay money to a named person or entity
check cheque chèquebillet à vue et au porteur sur un établissement de crédit, où le tireur a une provision de fonds.

Verwante vertalingen van check



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor check (Nederlands) in het Zweeds

checken:

checken werkwoord (check, checkt, checkte, checkten, gecheckt)

  1. checken (natrekken; verifiëren; nagaan)
    spåra
    • spåra werkwoord (spårar, spårade, spårat)

Conjugations for checken:

o.t.t.
  1. check
  2. checkt
  3. checkt
  4. checken
  5. checken
  6. checken
o.v.t.
  1. checkte
  2. checkte
  3. checkte
  4. checkten
  5. checkten
  6. checkten
v.t.t.
  1. heb gecheckt
  2. hebt gecheckt
  3. heeft gecheckt
  4. hebben gecheckt
  5. hebben gecheckt
  6. hebben gecheckt
v.v.t.
  1. had gecheckt
  2. had gecheckt
  3. had gecheckt
  4. hadden gecheckt
  5. hadden gecheckt
  6. hadden gecheckt
o.t.t.t.
  1. zal checken
  2. zult checken
  3. zal checken
  4. zullen checken
  5. zullen checken
  6. zullen checken
o.v.t.t.
  1. zou checken
  2. zou checken
  3. zou checken
  4. zouden checken
  5. zouden checken
  6. zouden checken
en verder
  1. ben gecheckt
  2. bent gecheckt
  3. is gecheckt
  4. zijn gecheckt
  5. zijn gecheckt
  6. zijn gecheckt
diversen
  1. check!
  2. checkt!
  3. gecheckt
  4. checkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor checken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spåra checken; nagaan; natrekken; verifiëren bijhouden; calqueren; met pen overtekenen; overtrekken; traceren
- controleren; nakijken

Synoniemen voor "checken":


Verwante definities voor "checken":

  1. kijken of het klopt1
    • hij checkte de rekening voor hij betaalde1

Wiktionary: checken

checken
verb
  1. controleren, nakijken

Cross Translation:
FromToVia
checken kontrollera; kolla check — to inspect, examine
checken övervaka surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.
checken besiktiga; kontrollera vérifierexaminer, rechercher si une chose est vraie, si elle est telle qu’elle doit être ou qu’on l’déclarer.

Verwante vertalingen van check