Zweeds

Uitgebreide vertaling voor odla (Zweeds) in het Nederlands

odla:

odla werkwoord (odlar, odlade, odlat)

  1. odla (växa upp; växa; utvecklas)
    groeien; opgroeien; groot worden
    • groeien werkwoord (groei, groeit, groeide, groeiden, gegroeid)
    • opgroeien werkwoord (groei op, groeit op, groeide op, groeiden op, opgegroeid)
    • groot worden werkwoord
  2. odla (plantera; planta)
    poten; aardappelen poten
  3. odla (civilisera)
    cultiveren; ontwikkelen; civiliseren; beschaven
    • cultiveren werkwoord (cultiveer, cultiveert, cultiveerde, cultiveerden, gecultiveerd)
    • ontwikkelen werkwoord (ontwikkel, ontwikkelt, ontwikkelde, ontwikkelden, ontwikkeld)
    • civiliseren werkwoord (civiliseer, civiliseert, civiliseerde, civiliseerden, geciviliseerd)
    • beschaven werkwoord (beschaaf, beschaaft, beschaafde, beschaafden, beschaafd)
  4. odla (kultivera; utveckla)
    ontginnen; voor landbouw klaar maken
  5. odla (föda upp)
    kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; telen; aankweken; aanplanten; opkweken
    • kweken werkwoord (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken werkwoord (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • voortbrengen werkwoord (breng voort, brengt voort, bracht voort, brachten voort, voortgebracht)
    • genereren werkwoord (genereer, genereert, genereerde, genereerden, gegenereerd)
    • verbouwen werkwoord (verbouw, verbouwt, verbouwde, verbouwden, verbouwd)
    • procreëren werkwoord
    • planten werkwoord (plant, plantte, plantten, geplant)
    • telen werkwoord (teel, teelt, teelde, teelden, geteeld)
    • aankweken werkwoord (kweek aan, kweekt aan, kweekte aan, kweekten aan, aangekweekt)
    • aanplanten werkwoord (plant aan, plantte aan, plantten aan, aangeplant)
    • opkweken werkwoord (kweek op, kweekt op, kweekte op, kweekten op, opgekweekt)

Conjugations for odla:

presens
  1. odlar
  2. odlar
  3. odlar
  4. odlar
  5. odlar
  6. odlar
imperfekt
  1. odlade
  2. odlade
  3. odlade
  4. odlade
  5. odlade
  6. odlade
framtid 1
  1. kommer att odla
  2. kommer att odla
  3. kommer att odla
  4. kommer att odla
  5. kommer att odla
  6. kommer att odla
framtid 2
  1. skall odla
  2. skall odla
  3. skall odla
  4. skall odla
  5. skall odla
  6. skall odla
conditional
  1. skulle odla
  2. skulle odla
  3. skulle odla
  4. skulle odla
  5. skulle odla
  6. skulle odla
perfekt particip
  1. har odlat
  2. har odlat
  3. har odlat
  4. har odlat
  5. har odlat
  6. har odlat
imperfekt particip
  1. hade odlat
  2. hade odlat
  3. hade odlat
  4. hade odlat
  5. hade odlat
  6. hade odlat
blandad
  1. odla!
  2. odla!
  3. odlad
  4. odlande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor odla:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankweken förfining; jordbrukande; kultivering; odlande; odling; uppväxande
aanplanten jordbrukande; odlande
beschaven civilserad
cultiveren civilserad; förbättringar; stimulanser
fokken odlande; uppväxande
groeien tillväxt; utveckling; växt
kweken förfining; kultivering; odling; uppfödning
ontwikkelen civilserad
planten jordbrukande; odlande; plantering; vegetation; växtlighet; växtliv
poten vegetation; växtlighet; växtliv
telen avelsgård; djuruppfödningsgård; uppfödning
verbouwen uppfödning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankweken föda upp; odla
aanplanten föda upp; odla
aardappelen poten odla; planta; plantera
beschaven civilisera; odla
civiliseren civilisera; odla
cultiveren civilisera; odla
fokken föda upp; odla frambringa; föda upp; uppfostra; uppföda
genereren föda upp; odla
groeien odla; utvecklas; växa; växa upp tillta; öka
groot worden odla; utvecklas; växa; växa upp
kweken föda upp; odla frambringa; föda upp; uppfostra; uppföda
ontginnen kultivera; odla; utveckla bemaktiga; utvecklas
ontwikkelen civilisera; odla träna; utveckla; växa i storlek; öva
opgroeien odla; utvecklas; växa; växa upp
opkweken föda upp; odla
planten föda upp; odla inplantera; plantera
poten odla; planta; plantera inplantera; plantera
procreëren föda upp; odla
telen föda upp; odla
verbouwen föda upp; odla ombyggnad
voor landbouw klaar maken kultivera; odla; utveckla
voortbrengen föda upp; odla fabricera; föda barn; göra; producera

Synoniemen voor "odla":


Wiktionary: odla


Cross Translation:
FromToVia
odla groeien; kweken grow — (transitive) to cause something to become bigger

ödla:

ödla [-en] zelfstandig naamwoord

  1. ödla
    de hagedis
    • hagedis [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ödla:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hagedis ödla

Wiktionary: ödla

ödla
noun
  1. een langstaartig, geschubd reptiel uit de onderorde Lacertilia (Sauria)

Cross Translation:
FromToVia
ödla hagedis lizard — Reptile
ödla hagedis EidechseZoologie: Eine zur Familie der Lacertidae zugehörige Echse
ödla hagedis lézardgenre de reptiles sauriens à quatre pattes et à longue queue.

Computer vertaling door derden: