Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. gom:
  2. gå om:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gom:
  2. uitgommen:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor gom (Zweeds) in het Nederlands

gom:

gom zelfstandig naamwoord

  1. gom
    zacht gehemelte
  2. gom
    gehemeltebeen
  3. gom
    verhemelteplaat

Vertaal Matrix voor gom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gehemeltebeen gom
verhemelteplaat gom
zacht gehemelte gom

Wiktionary: gom


Cross Translation:
FromToVia
gom gehemelte GaumenAnatomie: obere Begrenzung des Mundraums zur Nasenhöhle hin. Er beginnt im Anschluss an den Zahndamm als harter Gaumen und setzt sich fort als weicher Gaumen.
gom gehemelte; verhemelte palate — roof of the mouth

gå om:

gå om werkwoord (går om, gick om, gått om)

  1. gå om (gå om en klass)
    doubleren; blijven zitten

Conjugations for gå om:

presens
  1. går om
  2. går om
  3. går om
  4. går om
  5. går om
  6. går om
imperfekt
  1. gick om
  2. gick om
  3. gick om
  4. gick om
  5. gick om
  6. gick om
framtid 1
  1. kommer att gå om
  2. kommer att gå om
  3. kommer att gå om
  4. kommer att gå om
  5. kommer att gå om
  6. kommer att gå om
framtid 2
  1. skall gå om
  2. skall gå om
  3. skall gå om
  4. skall gå om
  5. skall gå om
  6. skall gå om
conditional
  1. skulle gå om
  2. skulle gå om
  3. skulle gå om
  4. skulle gå om
  5. skulle gå om
  6. skulle gå om
perfekt particip
  1. har gått om
  2. har gått om
  3. har gått om
  4. har gått om
  5. har gått om
  6. har gått om
imperfekt particip
  1. hade gått om
  2. hade gått om
  3. hade gått om
  4. hade gått om
  5. hade gått om
  6. hade gått om
blandad
  1. gå om!
  2. gå om!
  3. gående om
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor gå om:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blijven zitten göra om ett skolår
doubleren avbild; dubbelgångare; exakt kopia; göra om ett skolår
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blijven zitten gå om; gå om en klass
doubleren gå om; gå om en klass



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gom (Nederlands) in het Zweeds

gom:

gom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de gom
    suddgummi; kautschuk; radergummi

Vertaal Matrix voor gom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kautschuk gom
radergummi gom
suddgummi gom vlakgom

Verwante woorden van "gom":

  • gommen

Wiktionary: gom


Cross Translation:
FromToVia
gom sudd; radergummi; suddgummi eraser — thing used to erase something written or drawn

gom vorm van uitgommen:

uitgommen werkwoord (gom, gomt, gomde, gomden, uitgegomd)

  1. uitgommen (uitvlakken; wissen; uitwissen; )
    ta bort; torka bort
    • ta bort werkwoord (tar bort, tog bort, tagit bort)
    • torka bort werkwoord (torkar bort, torkade bort, torkat bort)

Conjugations for uitgommen:

o.t.t.
  1. gom
  2. gomt
  3. gomt
  4. gommen
  5. gommen
  6. gommen
o.v.t.
  1. gomde
  2. gomde
  3. gomde
  4. gomden
  5. gomden
  6. gomden
v.t.t.
  1. heb uitgegomd
  2. hebt uitgegomd
  3. heeft uitgegomd
  4. hebben uitgegomd
  5. hebben uitgegomd
  6. hebben uitgegomd
v.v.t.
  1. had uitgegomd
  2. had uitgegomd
  3. had uitgegomd
  4. hadden uitgegomd
  5. hadden uitgegomd
  6. hadden uitgegomd
o.t.t.t.
  1. zal uitgommen
  2. zult uitgommen
  3. zal uitgommen
  4. zullen uitgommen
  5. zullen uitgommen
  6. zullen uitgommen
o.v.t.t.
  1. zou uitgommen
  2. zou uitgommen
  3. zou uitgommen
  4. zouden uitgommen
  5. zouden uitgommen
  6. zouden uitgommen
en verder
  1. ben uitgegomd
  2. bent uitgegomd
  3. is uitgegomd
  4. zijn uitgegomd
  5. zijn uitgegomd
  6. zijn uitgegomd
diversen
  1. gom!
  2. gomt!
  3. uitgegomd
  4. uitgommend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitgommen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ta bort wegruimen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ta bort uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen afnemen; afstoffen; afvoeren; afzonderen; ecarteren; lichten; meedragen; nemen uit; publicatie ongedaan maken; stoffen; uitlichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; wegdragen; weghalen; wegnemen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; wegwerken
torka bort uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen wegpinken

Verwante vertalingen van gom