Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tumör:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. tumor:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor tumör (Zweeds) in het Nederlands

tumör:

tumör [-en] zelfstandig naamwoord

  1. tumör
    de tumor; de knobbel; het gezwel
    • tumor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gezwel [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tumör:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gezwel tumör
knobbel tumör begåvelse; handtag; knapp; knopp; knöl; kula; möjlighet; svullnad; talang; vred
tumor tumör

Wiktionary: tumör

tumör
noun
  1. een gezwel

Cross Translation:
FromToVia
tumör tumor; gezwel tumor — oncology, pathology: an abnormal growth

Verwante vertalingen van tumör



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tumör (Nederlands) in het Zweeds

tumor:

tumor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tumor (knobbel; gezwel)
    tumör
    • tumör [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tumor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tumör gezwel; knobbel; tumor

Verwante woorden van "tumor":

  • tumoren, tumors

Wiktionary: tumor

tumor
noun
  1. een gezwel

Cross Translation:
FromToVia
tumor tumör tumor — oncology, pathology: an abnormal growth