Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. timmer:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. timmeren:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor timmer (Zweeds) in het Nederlands

timmer:

timmer [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. timmer (ved)
    het hout
    • hout [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. timmer
    het houtgewas
  3. timmer (trävaror)
    houtwaren

timmer bijvoeglijk naamwoord

  1. timmer
    houtachtig; houtig

Vertaal Matrix voor timmer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hout timmer; ved
houtgewas timmer
houtwaren timmer; trävaror
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
houtachtig timmer
houtig timmer

Synoniemen voor "timmer":

  • trä; virke; stock

Wiktionary: timmer


Cross Translation:
FromToVia
timmer hout; timmerhout timber — wood that has been cut ready for construction
timmer onderuit timber — warning shout used by loggers

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van timmer



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor timmer (Nederlands) in het Zweeds

timmer vorm van timmeren:

timmeren werkwoord (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)

  1. timmeren (hard slaan; slaan; meppen; hengsten)
    smälla; slå; hamra; slå hårt
    • smälla werkwoord (smäller, smällde, smällt)
    • slå werkwoord (slår, slog, slagit)
    • hamra werkwoord (hamrar, hamrade, hamrat)
    • slå hårt werkwoord (slår hårt, slog hårt, slagit hårt)
  2. timmeren (spijkeren; vastnagelen; klinken; vastspijkeren; vastslaan)
    nagla; hammra spikar
    • nagla werkwoord (naglar, naglade, naglat)
    • hammra spikar werkwoord (hammrar spikar, hammrade spikar, hammrat spikar)

Conjugations for timmeren:

o.t.t.
  1. timmer
  2. timmert
  3. timmert
  4. timmeren
  5. timmeren
  6. timmeren
o.v.t.
  1. timmerde
  2. timmerde
  3. timmerde
  4. timmerden
  5. timmerden
  6. timmerden
v.t.t.
  1. heb getimmerd
  2. hebt getimmerd
  3. heeft getimmerd
  4. hebben getimmerd
  5. hebben getimmerd
  6. hebben getimmerd
v.v.t.
  1. had getimmerd
  2. had getimmerd
  3. had getimmerd
  4. hadden getimmerd
  5. hadden getimmerd
  6. hadden getimmerd
o.t.t.t.
  1. zal timmeren
  2. zult timmeren
  3. zal timmeren
  4. zullen timmeren
  5. zullen timmeren
  6. zullen timmeren
o.v.t.t.
  1. zou timmeren
  2. zou timmeren
  3. zou timmeren
  4. zouden timmeren
  5. zouden timmeren
  6. zouden timmeren
en verder
  1. ben getimmerd
  2. bent getimmerd
  3. is getimmerd
  4. zijn getimmerd
  5. zijn getimmerd
  6. zijn getimmerd
diversen
  1. timmer!
  2. timmert!
  3. getimmerd
  4. timmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor timmeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slå hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hammra spikar klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
hamra hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren fijnwrijven; hameren; hengsten; kloppen met een hamer; rammen; stompen
nagla klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
slå hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren bonken; dichtslaan; dichtwerpen; een klap geven; een opdonder verkopen; fijnwrijven; frapperen; grijpen; hameren; krenken; kwetsen; maaien; rammen; slaan; toeslaan
slå hårt hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren beuken; rammen
smälla hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren dichtslaan; dichtwerpen; knallen

Verwante definities voor "timmeren":

  1. met behulp van hamer, zaag en spijkers in elkaar zetten1
    • zij timmerde een mooie boekenkast1

Wiktionary: timmeren


Cross Translation:
FromToVia
timmeren hamra hammer — to strike repeatedly with a hammer, some other implement, the fist, etc
timmeren snickra charpentertailler, équarrir des pièces de bois.réf|1&2

Computer vertaling door derden: