Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bukt:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bukken:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bukt (Zweeds) in het Nederlands

bukt:

bukt [-en] zelfstandig naamwoord

  1. bukt (vik)
    de inham; de baai
    • inham [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • baai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. bukt
    de roodvos
    • roodvos [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. bukt (lagun)
    de lagune; het strandmeer

Vertaal Matrix voor bukt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baai bukt; vik
inham bukt; vik
lagune bukt; lagun
roodvos bukt
strandmeer bukt; lagun

Synoniemen voor "bukt":


Wiktionary: bukt


Cross Translation:
FromToVia
bukt baai bay — body of water
bukt baai Bodden — flache Bucht, vom offenen Meer durch Landzungen abgetrennt
bukt bocht; baai BuchtGeografie: eine Gewässerfläche innerhalb einer Einbiegung, Einwärtsbiegung von Küstenlinie und Uferlinien, innerhalb einer dreiseitigen Begrenzung durch Land
bukt baai; inham; kreek; bocht baie — Petit golfe marin

Verwante vertalingen van bukt



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bukt (Nederlands) in het Zweeds

bukt vorm van bukken:

bukken werkwoord (buk, bukt, bukte, bukten, gebukt)

  1. bukken (voorover bukken)
    böja sig över
    • böja sig över werkwoord (böjer sig över, böjde sig över, böjt sig över)

Conjugations for bukken:

o.t.t.
  1. buk
  2. bukt
  3. bukt
  4. bukken
  5. bukken
  6. bukken
o.v.t.
  1. bukte
  2. bukte
  3. bukte
  4. bukten
  5. bukten
  6. bukten
v.t.t.
  1. heb gebukt
  2. hebt gebukt
  3. heeft gebukt
  4. hebben gebukt
  5. hebben gebukt
  6. hebben gebukt
v.v.t.
  1. had gebukt
  2. had gebukt
  3. had gebukt
  4. hadden gebukt
  5. hadden gebukt
  6. hadden gebukt
o.t.t.t.
  1. zal bukken
  2. zult bukken
  3. zal bukken
  4. zullen bukken
  5. zullen bukken
  6. zullen bukken
o.v.t.t.
  1. zou bukken
  2. zou bukken
  3. zou bukken
  4. zouden bukken
  5. zouden bukken
  6. zouden bukken
en verder
  1. ben gebukt
  2. bent gebukt
  3. is gebukt
  4. zijn gebukt
  5. zijn gebukt
  6. zijn gebukt
diversen
  1. buk!
  2. bukt!
  3. gebukt
  4. bukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bukken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
böja sig över bukken; voorover bukken

Wiktionary: bukken


Cross Translation:
FromToVia
bukken bocka sig; böja sig bücken — (reflexiv) den Oberkörper tief in Richtung Boden beugen