Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lock:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. locken:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor lock (Zweeds) in het Nederlands

lock:

lock [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. lock
    de deksel; het lid
    • deksel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lid [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. lock
    de krul; krulvorm
    • krul [de ~] zelfstandig naamwoord
    • krulvorm [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. lock
    de deksels
    • deksels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  4. lock
    de vuldoppen
    • vuldoppen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  5. lock (hårlock)
    de haarsliert
  6. lock (hårlock)
    krullende haarlok; de krul; het krulletje

Vertaal Matrix voor lock:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deksel lock glasklocka
deksels lock
haarsliert hårlock; lock
krul hårlock; lock hårlock; pissoar; urinoar
krullende haarlok hårlock; lock
krulletje hårlock; lock
krulvorm lock
lid lock avsnitt; dimensionsmedlem; medlem; paragraf; penis; snopp
vuldoppen lock

Synoniemen voor "lock":

  • toppförslutning

Wiktionary: lock

lock
noun
  1. haarlok, pluk haar

Cross Translation:
FromToVia
lock kap; deksel cover — lid
lock deksel lid — top or cover
lock lok lock — length of hair
lock deksel top — lid, cap, cover
lock deksel Deckel — Vorrichtung zum Abdecken oder Verschließen
lock deksel; dekplaat couverclepièce fixer ou non à un récipient et qui s’adapter à son ouverture pour le fermer plus ou moins hermétiquement.

Verwante vertalingen van lock



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lock (Nederlands) in het Zweeds

locken:

locken werkwoord (lock, lockt, lockte, lockten, gelockt)

  1. locken (vergrendelen; afsluiten; sluiten; )
    låsa
    • låsa werkwoord (låser, låste, låst)

Conjugations for locken:

o.t.t.
  1. lock
  2. lockt
  3. lockt
  4. locken
  5. locken
  6. locken
o.v.t.
  1. lockte
  2. lockte
  3. lockte
  4. lockten
  5. lockten
  6. lockten
v.t.t.
  1. heb gelockt
  2. hebt gelockt
  3. heeft gelockt
  4. hebben gelockt
  5. hebben gelockt
  6. hebben gelockt
v.v.t.
  1. had gelockt
  2. had gelockt
  3. had gelockt
  4. hadden gelockt
  5. hadden gelockt
  6. hadden gelockt
o.t.t.t.
  1. zal locken
  2. zult locken
  3. zal locken
  4. zullen locken
  5. zullen locken
  6. zullen locken
o.v.t.t.
  1. zou locken
  2. zou locken
  3. zou locken
  4. zouden locken
  5. zouden locken
  6. zouden locken
diversen
  1. lock!
  2. lockt!
  3. gelockt
  4. lockend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor locken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
låsa afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen aandraaien; afsluiten; dichtdoen; door draaien vastmaken

Verwante vertalingen van lock