Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. pass:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. passé:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor pass (Zweeds) in het Nederlands

pass:

pass [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. pass
    het paspoort; het identiteitsbewijs; de pas
  2. pass
    de pas; het paspoort
    • pas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • paspoort [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. pass
    de reispas
    • reispas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. pass
    de pasjes
    • pasjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  5. pass
    het paspoort
    • paspoort [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. pass (identifikationskort; fribiljett; passersedel)
    het pasje
    • pasje [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. pass (inträdestillstånd; biljett; tillstånd; inträdesbiljett)
    het ticket; het toegangsbewijs; het plaatsbewijs; het entreebiljet; het kaartje
    de kaart
    – rechthoekig stukje papier of karton als bewijs van toegang 1
    • kaart [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ik heb kaartjes voor de bioscoop1

Vertaal Matrix voor pass:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entreebiljet biljett; inträdesbiljett; inträdestillstånd; pass; tillstånd
identiteitsbewijs pass identitetshandling; identitetskort; identitetspapper
kaart biljett; inträdesbiljett; inträdestillstånd; pass; tillstånd karta; kort; spelkort
kaartje biljett; inträdesbiljett; inträdestillstånd; pass; tillstånd
pas pass bankkort; bergstig; kontantuttagskort; steg
pasje fribiljett; identifikationskort; pass; passersedel
pasjes pass
paspoort pass
plaatsbewijs biljett; inträdesbiljett; inträdestillstånd; pass; tillstånd biljett
reispas pass
ticket biljett; inträdesbiljett; inträdestillstånd; pass; tillstånd
toegangsbewijs biljett; inträdesbiljett; inträdestillstånd; pass; tillstånd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pas bara för en minut sedan; häromdagen; just; nyligen

Wiktionary: pass

pass
noun
  1. officieel document dat de houder identificeren als burger van een bepaald land, en vraagt toestemming in de naam van de regering van het uitgevende land om de houder in het land toelaten

Cross Translation:
FromToVia
pass kloof gorge — deep passage
pass paspoort passport — official document
pass pas; paspoort passeport — administration|fr pièce d’identité délivrer par l’État, permettre aux nationaux d’un pays soit de circuler librement à l'intérieur, soit de voyager dans un autre pays.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pass (Nederlands) in het Zweeds

passé:

passé bijwoord

  1. passé
    ute; utdaterad; utdaterat

Vertaal Matrix voor passé:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ute buitenste
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
utdaterad passé
utdaterat passé
ute passé buitenslands; eruit