Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. värk:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor värk (Zweeds) in het Nederlands

värk:

värk [-en] zelfstandig naamwoord

  1. värk (smärta; besvär)
    de pijn; het leed
    • pijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leed [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor värk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leed besvär; smärta; värk bedrövelse; förstämning; grämelse; missmod; modfälldhet; modstulenhet; nedslagenhet; sorg
pijn besvär; smärta; värk förstämning; missmod; modfälldhet; modstulenhet; nedslagenhet

Synoniemen voor "värk":


Wiktionary: värk


Cross Translation:
FromToVia
värk pijn ache — dull pain
värk pijn; zeer SchmerzMedizin: unangenehme Sinneswahrnehmung, die aufgrund einer äußeren Verletzung auftritt (physiologischer Schmerz)
värk pijn; zeer; verdriet SchmerzPsychologie: unangenehme Sinneswahrnehmung, die aufgrund einer seelischen Verletzung auftritt (psychischer Schmerz)
värk wee Wehemeist im Plural: Kontraktion der Gebärmutter während der Geburt
värk pijn; wee; zeer douleurimpression de souffrance, état pénible produire par un mal physique.
värk verdriet; ergernis; bestraffing; straf; moeite; poging; pijn; wee; zeer peinepunition, sanction ou châtiment infliger(e) pour une faute commettre, pour un acte jugé répréhensible ou coupable.