Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Polen:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Polen:
  2. pol:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Polen (Zweeds) in het Nederlands

Polen:

Polen zelfstandig naamwoord

  1. Polen
    de Polen
    • Polen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Polen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Polen Polen

Wiktionary: Polen


Cross Translation:
FromToVia
Polen Polen Poland — European country
Polen Polen Polen — Land im Osten Mitteleuropas und östlich von Deutschland

Verwante vertalingen van Polen



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Polen (Nederlands) in het Zweeds

polen:


Verwante woorden van "polen":


Polen:

Polen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de Polen
    Polen
    • Polen zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Polen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Polen Polen

Wiktionary: Polen


Cross Translation:
FromToVia
Polen Polen Poland — European country
Polen Polen Polen — Land im Osten Mitteleuropas und östlich von Deutschland

pol:

pol [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pol
    klump; slag; klunga
    • klump [-en] zelfstandig naamwoord
    • slag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • klunga [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pol:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klump pol brok; groot en dik stuk; homp; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; suikerklontje
klunga pol
slag pol aard; dreun; drevels; duw; duwtje; geklots; hengst; jens; klap; klop; knal; lel; mep; muilpeer; opdoffers; opdonder; opdonders; opduvel; opduvels; oplawaai; oplawaaien; pets; peut; por; revers; shocks; slag; soort; stempels; stoot; stootje; tik; toegebrachte klap; uithaal; vuistslag; zet

Verwante woorden van "pol":

  • pollen, polen, pols