Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. usurpator:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. usurpator:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor usurpator (Zweeds) in het Nederlands

usurpator:

usurpator [-en] zelfstandig naamwoord

  1. usurpator (inkräktare; troninkräktare)
    de usurpator

Vertaal Matrix voor usurpator:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
usurpator inkräktare; troninkräktare; usurpator

Wiktionary: usurpator


Cross Translation:
FromToVia
usurpator usurpator Usurpator — Person, die sich widerrechtlich der Herrschaftsgewalt im Staat bemächtigt



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor usurpator (Nederlands) in het Zweeds

usurpator:

usurpator [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de usurpator
    inkräktare; troninkräktare; usurpator

Vertaal Matrix voor usurpator:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inkräktare usurpator binnendringer; dief; geveltoerist; inbreker; indringer; indringster; infiltrante; insluiper
troninkräktare usurpator
usurpator usurpator

Verwante woorden van "usurpator":

  • usurpatoren, usurpators

Wiktionary: usurpator


Cross Translation:
FromToVia
usurpator troninkräktare; usurpator Usurpator — Person, die sich widerrechtlich der Herrschaftsgewalt im Staat bemächtigt