Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vinter:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor vinter (Zweeds) in het Nederlands

vinter:

vinter [-en] zelfstandig naamwoord

  1. vinter
    de winter
    • winter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vinter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
winter vinter

Wiktionary: vinter

vinter
noun
  1. seizoen

Cross Translation:
FromToVia
vinter winter Winter — Eine der vier Jahreszeiten. Folgt auf den Herbst. Nach dem Winter folgt der Frühling. Auf der nördlichen Halbkugel Zeit zwischen Dezember und März.
vinter winter winter — fourth season, marked by short days and lowest temperatures
vinter winter hiver — Saison

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van vinter



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vinter (Nederlands) in het Zweeds

vinter: (*Woord en zin splitter gebruikt)

Computer vertaling door derden: