Engels

Uitgebreide vertaling voor identify (Engels) in het Nederlands

identify:

to identify werkwoord (identifies, indentified, identifying)

  1. to identify (ascertain; establish)
    vaststellen; constateren
    • vaststellen werkwoord (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)
    • constateren werkwoord (constateer, constateert, constateerde, constateerden, geconstateerd)
  2. to identify
    identificeren; identiteit vaststellen
  3. to identify
    identificeren; vereenzelvigen
    • identificeren werkwoord (identificeer, identificeert, identificeerde, identificeerden, geïdentificeerd)
    • vereenzelvigen werkwoord (vereenzelvig, vereenzelvigt, vereenzelvigde, vereenzelvigden, vereenzelvigd)
  4. to identify
    vereenzelvigen
    • vereenzelvigen werkwoord (vereenzelvig, vereenzelvigt, vereenzelvigde, vereenzelvigden, vereenzelvigd)
  5. to identify (determine; establish)
    vaststellen; determineren; bepalen
    • vaststellen werkwoord (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)
    • determineren werkwoord (determineer, determineert, determineerde, determineerden, gedetermineerd)
    • bepalen werkwoord (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
  6. to identify (determine)
    bestemmen
    • bestemmen werkwoord (bestem, bestemt, bestemde, bestemden, bestemd)
  7. to identify (prove identity)
    legitimeren
    • legitimeren werkwoord (legitimeer, legitimeert, legitimeerde, legitimeerden, gelegitimeerd)
  8. to identify (recognize; recognise)
    herkennen
    • herkennen werkwoord (herken, herkent, herkende, herkenden, herkend)

Conjugations for identify:

present
  1. identify
  2. identify
  3. identifies
  4. identify
  5. identify
  6. identify
simple past
  1. indentified
  2. indentified
  3. indentified
  4. indentified
  5. indentified
  6. indentified
present perfect
  1. have indentified
  2. have indentified
  3. has indentified
  4. have indentified
  5. have indentified
  6. have indentified
past continuous
  1. was identifying
  2. were identifying
  3. was identifying
  4. were identifying
  5. were identifying
  6. were identifying
future
  1. shall identify
  2. will identify
  3. will identify
  4. shall identify
  5. will identify
  6. will identify
continuous present
  1. am identifying
  2. are identifying
  3. is identifying
  4. are identifying
  5. are identifying
  6. are identifying
subjunctive
  1. be indentified
  2. be indentified
  3. be indentified
  4. be indentified
  5. be indentified
  6. be indentified
diverse
  1. identify!
  2. let's identify!
  3. indentified
  4. identifying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor identify:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bepalen declaring; decreeing; determine; dictating; ordering; prescribe; requiring
herkennen detecting; discerning; identification; noticing; recognition
vaststellen determine
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bepalen determine; establish; identify assess; calculate; define; determine; estimate; outline
bestemmen determine; identify
constateren ascertain; establish; identify
determineren determine; establish; identify
herkennen identify; recognise; recognize
identificeren identify
identiteit vaststellen identify
legitimeren identify; prove identity
vaststellen ascertain; determine; establish; identify
vereenzelvigen identify
- describe; discover; distinguish; key; key out; name; place

Verwante woorden van "identify":


Synoniemen voor "identify":


Verwante definities voor "identify":

  1. consider to be equal or the same1
  2. recognize as being; establish the identity of someone or something1
  3. identify as in botany or biology, for example1
  4. consider (oneself) as similar to somebody else1
  5. conceive of as united or associated1
  6. give the name or identifying characteristics of; refer to by name or some other identifying characteristic property1
    • The almanac identifies the auspicious months1

Wiktionary: identify

identify
verb
  1. to associate oneself with some group
  2. (biology) to establish the taxonomic classification of an organism
  3. to establish the identity of someone or something

Cross Translation:
FromToVia
identify identificeren; vereenzelvigen; onderkennen; onderscheiden; onderscheid maken tussen identifier — didactique|fr comprendre deux choses sous une même idée.
identify beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; leggen; plaatsen; situeren; stationeren; identificeren; vereenzelvigen situerplacer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.