Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Vertaal bragging

Vertaal bragging van Engels naar Zweeds

Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bragging:
  2. brag:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor bragging (Engels) in het Zweeds

bragging:

bragging [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bragging (tub-thumping; boasting)
    skrävel; skryt
    • skrävel [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skryt [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. the bragging (bravado; brag; boast; )
    skrävlande; braverande; skrytande

bragging bijvoeglijk naamwoord

  1. bragging (boastful; grandiloquent; boasting)
    skrytsamt; skrytsam

bragging

  1. bragging
    gasconnad

Vertaal Matrix voor bragging:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
braverande boast; boasting; bold; brag; bragging; bravado; swank; tall talk
skryt boasting; bragging; tub-thumping noisy fellows; ostentation; pompous ass; roisterers; swank; swanks
skrytande boast; boasting; bold; brag; bragging; bravado; swank; tall talk
skrävel boasting; bragging; tub-thumping
skrävlande boast; boasting; bold; brag; bragging; bravado; swank; tall talk
- brag; crow; crowing; gasconade; line-shooting; vaporing
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- big; boastful; braggart; braggy; cock-a-hoop; crowing; self-aggrandising; self-aggrandizing
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
gasconnad bragging
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrytsam boastful; boasting; bragging; grandiloquent
skrytsamt boastful; boasting; bragging; grandiloquent

Synoniemen voor "bragging":


Verwante definities voor "bragging":

  1. exhibiting self-importance1
  2. an instance of boastful talk1

Wiktionary: bragging

Cross Translation:
FromToVia
• bragging → behagsjuka ↔ Kren — umgangssprachlich: Sucht, anderen zu gefallen; Prahlerei

bragging vorm van brag:

to brag werkwoord (brags, bragged, bragging)

  1. to brag (boast; swank; talk big)
    skryta; skrävla
    • skryta werkwoord (skryter, skröt, sktutit)
    • skrävla werkwoord (skrävlar, skrävlade, skrävlat)
  2. to brag (boast; overstate; talk big)
    skryta; yvas
    • skryta werkwoord (skryter, skröt, sktutit)
    • yvas werkwoord (yvar, yvade, yvat)
  3. to brag (exagerate; boast; talk big)
    överdriva; skryta; skrävla
    • överdriva werkwoord (överdrivar, överdrivade, överdrivat)
    • skryta werkwoord (skryter, skröt, sktutit)
    • skrävla werkwoord (skrävlar, skrävlade, skrävlat)

Conjugations for brag:

present
  1. brag
  2. brag
  3. brags
  4. brag
  5. brag
  6. brag
simple past
  1. bragged
  2. bragged
  3. bragged
  4. bragged
  5. bragged
  6. bragged
present perfect
  1. have bragged
  2. have bragged
  3. has bragged
  4. have bragged
  5. have bragged
  6. have bragged
past continuous
  1. was bragging
  2. were bragging
  3. was bragging
  4. were bragging
  5. were bragging
  6. were bragging
future
  1. shall brag
  2. will brag
  3. will brag
  4. shall brag
  5. will brag
  6. will brag
continuous present
  1. am bragging
  2. are bragging
  3. is bragging
  4. are bragging
  5. are bragging
  6. are bragging
subjunctive
  1. be bragged
  2. be bragged
  3. be bragged
  4. be bragged
  5. be bragged
  6. be bragged
diverse
  1. brag!
  2. let's brag!
  5. bragged
  6. bragging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

brag [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the brag (bragging; bravado; boast; )
    braverande; skrävlande; skrytande

brag

  1. brag (swagger; bluster)
    skrodera
  2. brag (dock; boast)
    skräppa

Vertaal Matrix voor brag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
braverande boast; boasting; bold; brag; bragging; bravado; swank; tall talk
skrytande boast; boasting; bold; brag; bragging; bravado; swank; tall talk
skrävlande boast; boasting; bold; brag; bragging; bravado; swank; tall talk
- bragging; crow; crowing; gasconade; line-shooting; vaporing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skryta boast; brag; exagerate; overstate; swank; talk big; tout boast; pride oneself on; take pride in
skrävla boast; brag; exagerate; swank; talk big; tout boast; pride oneself on; take pride in
yvas boast; brag; overstate; talk big boast; pride oneself on; take pride in
överdriva boast; brag; exagerate; talk big blow out of proportions; blow up; exaggerate; expand; heighten; overdo
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- boss
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrodera bluster; brag; swagger
skräppa boast; brag; dock

Verwante woorden van "brag":

  • brags

Synoniemen voor "brag":


Verwante definities voor "brag":

  1. exceptionally good1
    • his brag cornfield1
  2. an instance of boastful talk1
    • his brag is worse than his fight1

Wiktionary: brag

Cross Translation:
FromToVia
• brag → brösta sig ↔ brüsten — (reflexiv) abwertend: mit etwas prahlen; vermeintliche oder tatsächliche Erfolge oder Statussymbole demonstrativ oder übertrieben zur Schau stellen, damit andere einen guten Eindruck bekommen
• brag → skryta ↔ prahlen — (intransitiv): sich übertrieben oder unangemessen loben
• brag → skryta ↔ renommieren — (intransitiv) mit Reichtum, Wissen, Fähigkeiten oder vollbrachten Taten prahlen, um seine eigene Bedeutung hervorkehren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0292 seconde
Page rendered in 1.0 seconds