Spaans

Uitgebreide vertaling voor atavío (Spaans) in het Nederlands

atavío:

atavío [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el atavío (adorno; aliño)
    de versiering; de opsmuk; de opschik; de smuk
    • versiering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • opsmuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opschik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor atavío:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opschik adorno; aliño; atavío
opsmuk adorno; aliño; atavío
smuk adorno; aliño; atavío
versiering adorno; aliño; atavío adorno; amoblamiento; decoración; equipo; ornamento; ropa; utillaje; vestidos; vestimenta

Verwante woorden van "atavío":

  • atavíos

Synoniemen voor "atavío":


Wiktionary: atavío

atavío
noun
  1. het textiel voor de bedekking van het lichaam

Cross Translation:
FromToVia
atavío kleding apparel — clothing
atavío toilet toilettemeuble garnir de ce qui servir pour se laver, se coiffer, se parer.

ataviar:

ataviar werkwoord

  1. ataviar (adornar; engalanar; embellecer; embellecerse)
    verfraaien; opsmukken; zich mooi maken; verluchten; optuigen; opsieren; opschikken; tooien
    • verfraaien werkwoord (verfraai, verfraait, verfraaide, verfraaiden, verfraaid)
    • opsmukken werkwoord (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)
    • zich mooi maken werkwoord
    • verluchten werkwoord (verlucht, verluchtte, verluchtten, verlucht)
    • optuigen werkwoord (tuig op, tuigt op, tuigde op, tuigden op, opgetuigd)
    • opsieren werkwoord (sier op, siert op, sierde op, sierden op, opgesierd)
    • opschikken werkwoord (schik op, schikt op, schikte op, schikten op, opgeschikt)
    • tooien werkwoord (tooi, tooit, tooide, tooiden, getooid)
  2. ataviar (acicalar; aliñar; emperifollar)
    zich mooi maken; opsmukken; tooien; opsieren; zich opsmukken
  3. ataviar (equipar; proveer; adornar; )
    zich uitmonsteren; optooien; zich uitdossen

Conjugations for ataviar:

presente
  1. atavío
  2. atavías
  3. atavía
  4. ataviamos
  5. ataviáis
  6. atavían
imperfecto
  1. ataviaba
  2. ataviabas
  3. ataviaba
  4. ataviábamos
  5. ataviabais
  6. ataviaban
indefinido
  1. atavié
  2. ataviaste
  3. atavió
  4. ataviamos
  5. ataviasteis
  6. ataviaron
fut. de ind.
  1. ataviaré
  2. ataviarás
  3. ataviará
  4. ataviaremos
  5. ataviaréis
  6. ataviarán
condic.
  1. ataviaría
  2. ataviarías
  3. ataviaría
  4. ataviaríamos
  5. ataviaríais
  6. ataviarían
pres. de subj.
  1. que atavíe
  2. que atavíes
  3. que atavíe
  4. que ataviemos
  5. que ataviéis
  6. que atavíen
imp. de subj.
  1. que ataviara
  2. que ataviaras
  3. que ataviara
  4. que ataviáramos
  5. que ataviarais
  6. que ataviaran
miscelánea
  1. ¡atavía!
  2. ¡ataviad!
  3. ¡no atavíes!
  4. ¡no ataviéis!
  5. ataviado
  6. ataviando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

ataviar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el ataviar (adornar)
    opschikken; opsieren

Vertaal Matrix voor ataviar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opschikken adornar; ataviar
opsieren adornar; ataviar adorno; embellecerse; embellecimiento; pintarse
opsmukken adorno; embellecerse; embellecimiento; pintarse
optuigen adornar; engalanar
tooien adornar; amenizar; engalanar; realzar
zich mooi maken embellecerse; pintarse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opschikken adornar; ataviar; embellecer; embellecerse; engalanar
opsieren acicalar; adornar; aliñar; ataviar; embellecer; embellecerse; emperifollar; engalanar
opsmukken acicalar; adornar; aliñar; ataviar; embellecer; embellecerse; emperifollar; engalanar adornar; decorar; maquillarse
optooien acicalar; adornar; aliñar; ataviar; decorar; embellecer; engalanar; equipar; proveer
optuigen adornar; ataviar; embellecer; embellecerse; engalanar
tooien acicalar; adornar; aliñar; ataviar; embellecer; embellecerse; emperifollar; engalanar
verfraaien adornar; ataviar; embellecer; embellecerse; engalanar
verluchten adornar; ataviar; embellecer; embellecerse; engalanar
zich mooi maken acicalar; adornar; aliñar; ataviar; embellecer; embellecerse; emperifollar; engalanar
zich opsmukken acicalar; aliñar; ataviar; emperifollar
zich uitdossen acicalar; adornar; aliñar; ataviar; decorar; embellecer; engalanar; equipar; proveer
zich uitmonsteren acicalar; adornar; aliñar; ataviar; decorar; embellecer; engalanar; equipar; proveer

Synoniemen voor "ataviar":


Wiktionary: ataviar

ataviar
verb
  1. iemand op opvallende wijze kleden

Verwante vertalingen van atavío