Frans

Uitgebreide vertaling voor rentrer (Frans) in het Nederlands

rentrer:

rentrer werkwoord (rentre, rentres, rentrons, rentrez, )

  1. rentrer (retourner; revenir; se retourner; faire demi-tour)
    terugkomen; retourneren; omkeren; terugkeren
    • terugkomen werkwoord (kom terug, komt terug, kwam terug, kwamen terug, teruggekomen)
    • retourneren werkwoord (retourneer, retourneert, retourneerde, retourneerden, geretourneerd)
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • terugkeren werkwoord (keer terug, keert terug, keerde terug, keerden terug, teruggekeerd)
  2. rentrer (entrer; entrer dans; entrer en vigueur; pénétrer dans; pénétrer)
    betreden; binnenkomen; ingaan; binnentreden; binnengaan; binnenstappen; binnenlopen
    • betreden werkwoord (betreed, betreedt, betrad, betraden, betreden)
    • binnenkomen werkwoord (kom binnen, komt binnen, kwam binnen, kwamen binnen, binnengekomen)
    • ingaan werkwoord (ga in, gaat in, ging in, gingen in, ingegaan)
    • binnentreden werkwoord (treed binnen, treedt binnen, trad binnen, traden binnen, binnengetreden)
    • binnengaan werkwoord (ga binnen, gaat binnen, ging binnen, gingen binnen, binnengegaan)
    • binnenstappen werkwoord (stap binnen, stapt binnen, stapte binnen, stapten binnen, binnengestapt)
    • binnenlopen werkwoord (loop binnen, loopt binnen, liep binnen, liepen binnen, binnengelopen)
  3. rentrer (se retourner; retourner; revenir; )
    teruggaan; omkeren; keren
    • teruggaan werkwoord (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  4. rentrer (retourner; revenir; se répéter)
    wederkeren; weerkeren
    • wederkeren werkwoord (keer weder, keert weder, keerde weder, keerden weder, wedergekeerd)
    • weerkeren werkwoord (keer weer, keert weer, keerde weer, keerden weer, weergekeerd)
  5. rentrer (entrer dans; entrer en gare; s'engager sur; s'engager dans)
    binnenrijden; inrijden
    • binnenrijden werkwoord (rijd binnen, rijdt binnen, reed binnen, reden binnen, binnengereden)
    • inrijden werkwoord (rijd in, rijdt in, reed in, reden in, ingereden)
  6. rentrer
    binnenzetten
    • binnenzetten werkwoord (zet binnen, zette binnen, zetten binnen, binnengezet)
  7. rentrer (engranger)
    naar binnen halen; inhalen

Conjugations for rentrer:

Présent
  1. rentre
  2. rentres
  3. rentre
  4. rentrons
  5. rentrez
  6. rentrent
imparfait
  1. rentrais
  2. rentrais
  3. rentrait
  4. rentrions
  5. rentriez
  6. rentraient
passé simple
  1. rentrai
  2. rentras
  3. rentra
  4. rentrâmes
  5. rentrâtes
  6. rentrèrent
futur simple
  1. rentrerai
  2. rentreras
  3. rentrera
  4. rentrerons
  5. rentrerez
  6. rentreront
subjonctif présent
  1. que je rentre
  2. que tu rentres
  3. qu'il rentre
  4. que nous rentrions
  5. que vous rentriez
  6. qu'ils rentrent
conditionnel présent
  1. rentrerais
  2. rentrerais
  3. rentrerait
  4. rentrerions
  5. rentreriez
  6. rentreraient
passé composé
  1. suis rentré
  2. es rentré
  3. est rentré
  4. sommes rentrés
  5. êtes rentrés
  6. sont rentrés
divers
  1. rentre!
  2. rentrez!
  3. rentrons!
  4. rentré
  5. rentrant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor rentrer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnengaan entrée; incursion; intrusion; pénétrabilité; pénétration
ingaan fait de prendre effet; mise en vigueur
inhalen rattrapage
naar binnen halen rattrapage
terugkeren rentrée; retour
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betreden entrer; entrer dans; entrer en vigueur; pénétrer; pénétrer dans; rentrer entrer dans; marcher sur; passer par; pénétrer dans; suivre
binnengaan entrer; entrer dans; entrer en vigueur; pénétrer; pénétrer dans; rentrer
binnenkomen entrer; entrer dans; entrer en vigueur; pénétrer; pénétrer dans; rentrer
binnenlopen entrer; entrer dans; entrer en vigueur; pénétrer; pénétrer dans; rentrer
binnenrijden entrer dans; entrer en gare; rentrer; s'engager dans; s'engager sur
binnenstappen entrer; entrer dans; entrer en vigueur; pénétrer; pénétrer dans; rentrer
binnentreden entrer; entrer dans; entrer en vigueur; pénétrer; pénétrer dans; rentrer
binnenzetten rentrer
ingaan entrer; entrer dans; entrer en vigueur; pénétrer; pénétrer dans; rentrer réagir; répondre
inhalen engranger; rentrer compenser; doubler; dépasser; faire rattraper; faire récupérer; passer; passer devant; rattraper; rejoindre; récupérer; réparer
inrijden entrer dans; entrer en gare; rentrer; s'engager dans; s'engager sur
keren aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner faire tourner; faire virer; intervertir; inverser; retourner; tourner; virer
naar binnen halen engranger; rentrer
omkeren aller de retour; aller en arrière; détourner; faire demi-tour; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner convertir; feuilleter; inverser; retourner; tourner
retourneren faire demi-tour; rentrer; retourner; revenir; se retourner annuler; ramener; remettre; rendre; renvoyer; restituer; retourner
teruggaan aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner amoindrir; baisser; dater de; diminuer; décliner; décroître; pourrir; périr; remonter à; réduire; sombrer
terugkeren faire demi-tour; rentrer; retourner; revenir; se retourner restaurer; revenir à la dernière version; rétablir
terugkomen faire demi-tour; rentrer; retourner; revenir; se retourner
wederkeren rentrer; retourner; revenir; se répéter
weerkeren rentrer; retourner; revenir; se répéter

Synoniemen voor "rentrer":


Wiktionary: rentrer

rentrer
verb
  1. (term, Sauf au Canada) entrer de nouveau, entrer après être sortir, revenir à.
rentrer
verb
  1. in een stal zetten

Cross Translation:
FromToVia
rentrer teruggaan go back — to return to a place
rentrer invoeren; ingeven input — to enter data

Verwante vertalingen van rentrer