Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. borstelen:
  2. borstel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor borstelen (Nederlands) in het Engels

borstelen:

borstelen werkwoord (borstel, borstelt, borstelde, borstelden, geborsteld)

  1. borstelen
    to brush
    – rub with a brush, or as if with a brush 1
    • brush werkwoord (brushes, brushed, brushing)
      • Johnson brushed the hairs from his jacket1

Conjugations for borstelen:

o.t.t.
  1. borstel
  2. borstelt
  3. borstelt
  4. borstelen
  5. borstelen
  6. borstelen
o.v.t.
  1. borstelde
  2. borstelde
  3. borstelde
  4. borstelden
  5. borstelden
  6. borstelden
v.t.t.
  1. heb geborsteld
  2. hebt geborsteld
  3. heeft geborsteld
  4. hebben geborsteld
  5. hebben geborsteld
  6. hebben geborsteld
v.v.t.
  1. had geborsteld
  2. had geborsteld
  3. had geborsteld
  4. hadden geborsteld
  5. hadden geborsteld
  6. hadden geborsteld
o.t.t.t.
  1. zal borstelen
  2. zult borstelen
  3. zal borstelen
  4. zullen borstelen
  5. zullen borstelen
  6. zullen borstelen
o.v.t.t.
  1. zou borstelen
  2. zou borstelen
  3. zou borstelen
  4. zouden borstelen
  5. zouden borstelen
  6. zouden borstelen
en verder
  1. ben geborsteld
  2. bent geborsteld
  3. is geborsteld
  4. zijn geborsteld
  5. zijn geborsteld
  6. zijn geborsteld
diversen
  1. borstel!
  2. borstelt!
  3. geborsteld
  4. borstelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor borstelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brush borstel; haarborstel; schuier; sleepcontact; stoffer; veger; vossenstaart
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brush borstelen schampen

Verwante woorden van "borstelen":


Wiktionary: borstelen

borstelen
verb
  1. schoonmaken met behulp van een borstel
borstelen
verb
  1. to untangle/arrange

borstelen vorm van borstel:

borstel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de borstel (haarborstel)
    the hairbrush
    – a brush used to groom a person's hair 1
    the brush
    – an implement that has hairs or bristles firmly set into a handle 1
    • brush [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de borstel (schuier)
    the brush
    • brush [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor borstel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brush borstel; haarborstel; schuier sleepcontact; stoffer; veger; vossenstaart
hairbrush borstel; haarborstel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brush borstelen; schampen

Verwante woorden van "borstel":

  • borstelen, borstels, borsteltje, borsteltjes

Wiktionary: borstel

borstel
noun
  1. electrical contact
  2. implement

Cross Translation:
FromToVia
borstel brush; eraser brosseustensile servant à nettoyer les vêtements, les meubles, etc., et fait ordinairement d’un assemblage de poils de cochon ou de sanglier, quelquefois de crins de cheval, de brins menus de bruyère ou de chiendent, etc.