Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. belendend:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor belendend (Nederlands) in het Engels

belendend:

belendend bijvoeglijk naamwoord

  1. belendend (omliggend; naburig)
    neighbouring; surrounding; adjacent; neighboring
  2. belendend (aangrenzend; aanpalend)
    adjacent; neighbouring; adjoining; neighboring

Vertaal Matrix voor belendend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
neighboring omwonende
neighbouring omwonende
surrounding omwonende
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjacent aangrenzend; aanpalend; belendend; naburig; omliggend aanliggend; aanliggende
neighboring aangrenzend; aanpalend; belendend; naburig; omliggend aanliggend; aanliggende; omwonend
neighbouring aangrenzend; aanpalend; belendend; naburig; omliggend aanliggend; aanliggende; omwonend
surrounding belendend; naburig; omliggend omheen; omwonend; rondom
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjoining aangrenzend; aanpalend; belendend aanliggend; aanliggende

Wiktionary: belendend

belendend
adjective
  1. (van panden) aangrenzend
belendend
adjective
  1. lying next to, close, or contiguous; neighboring