Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dwarszitten (Nederlands) in het Spaans

dwarszitten:

dwarszitten werkwoord (zit dwars, zat dwars, zaten dwars, dwarsgezeten)

  1. dwarszitten (op zijn hart hebben)

Conjugations for dwarszitten:

o.t.t.
  1. zit dwars
  2. zit dwars
  3. zit dwars
  4. zitten dwars
  5. zitten dwars
  6. zitten dwars
o.v.t.
  1. zat dwars
  2. zat dwars
  3. zat dwars
  4. zaten dwars
  5. zaten dwars
  6. zaten dwars
v.t.t.
  1. heb dwarsgezeten
  2. hebt dwarsgezeten
  3. heeft dwarsgezeten
  4. hebben dwarsgezeten
  5. hebben dwarsgezeten
  6. hebben dwarsgezeten
v.v.t.
  1. had dwarsgezeten
  2. had dwarsgezeten
  3. had dwarsgezeten
  4. hadden dwarsgezeten
  5. hadden dwarsgezeten
  6. hadden dwarsgezeten
o.t.t.t.
  1. zal dwarszitten
  2. zult dwarszitten
  3. zal dwarszitten
  4. zullen dwarszitten
  5. zullen dwarszitten
  6. zullen dwarszitten
o.v.t.t.
  1. zou dwarszitten
  2. zou dwarszitten
  3. zou dwarszitten
  4. zouden dwarszitten
  5. zouden dwarszitten
  6. zouden dwarszitten
en verder
  1. ben dwarsgezeten
  2. bent dwarsgezeten
  3. is dwarsgezeten
  4. zijn dwarsgezeten
  5. zijn dwarsgezeten
  6. zijn dwarsgezeten
diversen
  1. zit dwars!
  2. zit dwars!
  3. dwarsgezeten
  4. dwarszittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dwarszitten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fastidiar treiteren
preocupar zorg inboezemen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
armar jaleo dwarszitten; op zijn hart hebben harrewarren
contrariar dwarszitten; op zijn hart hebben dwarsbomen; dwarsliggen; harrewarren; tegenwerken
echar un follón dwarszitten; op zijn hart hebben
fastidiar dwarszitten; op zijn hart hebben ergeren; etteren; foppen; geringschatten; harrewarren; in de maling nemen; irriteren; jennen; klagen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; minachten; narren; neerkijken op; op de zenuwen werken; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; te pakken nemen; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; verachten; vervelen; vervelend doen; voor de gek houden; wegpesten; zeuren; zieken
preocupar dwarszitten; op zijn hart hebben harrewarren
trapacear dwarszitten; op zijn hart hebben harrewarren; verneuken