Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uitgeleefd:
  2. uitleven:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitgeleefd (Nederlands) in het Spaans

uitgeleefd:

uitgeleefd bijvoeglijk naamwoord

  1. uitgeleefd
    anticuádo; estropeado; viejo; gastado; decrépito

Vertaal Matrix voor uitgeleefd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
viejo bejaarde; grijsaard; grijskop; ouwe; vlootschipper
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anticuádo uitgeleefd
decrépito uitgeleefd aftands
estropeado uitgeleefd aan flarden; aan stukken; aangeslagen; buiten gebruik; defect; gebroken; gehavend; geruineerd; geschonden; gewond; kapot; mottig; naar de knoppen; onklaar; stuk; verscheurd; verziekt
gastado uitgeleefd afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; besteed; bleek; flauw; flets; gespendeerd; oud; uitgegeven; verbruikt; verschoten; versleten; verteerd; vervallen
viejo uitgeleefd antiek; bejaard; muf; oeroud; oubakken; oud; oudbakken; oude; ouderwets; ouwelijk; plat; verschaald

Wiktionary: uitgeleefd


Cross Translation:
FromToVia
uitgeleefd caduco; precario caduc — (botanique) Se dit d’un organe, notamment les feuilles, se détachant et tombant chaque année.
uitgeleefd anciano; viejo vieux — D’un certain âge (relatif à un autre).

uitleven:

uitleven werkwoord (leef uit, leeft uit, leefde uit, leefden uit, uitgeleefd)

  1. uitleven (uit de band springen)

Conjugations for uitleven:

o.t.t.
  1. leef uit
  2. leeft uit
  3. leeft uit
  4. leven uit
  5. leven uit
  6. leven uit
o.v.t.
  1. leefde uit
  2. leefde uit
  3. leefde uit
  4. leefden uit
  5. leefden uit
  6. leefden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeleefd
  2. hebt uitgeleefd
  3. heeft uitgeleefd
  4. hebben uitgeleefd
  5. hebben uitgeleefd
  6. hebben uitgeleefd
v.v.t.
  1. had uitgeleefd
  2. had uitgeleefd
  3. had uitgeleefd
  4. hadden uitgeleefd
  5. hadden uitgeleefd
  6. hadden uitgeleefd
o.t.t.t.
  1. zal uitleven
  2. zult uitleven
  3. zal uitleven
  4. zullen uitleven
  5. zullen uitleven
  6. zullen uitleven
o.v.t.t.
  1. zou uitleven
  2. zou uitleven
  3. zou uitleven
  4. zouden uitleven
  5. zouden uitleven
  6. zouden uitleven
en verder
  1. ben uitgeleefd
  2. bent uitgeleefd
  3. is uitgeleefd
  4. zijn uitgeleefd
  5. zijn uitgeleefd
  6. zijn uitgeleefd
diversen
  1. leef uit!
  2. leeft uit!
  3. uitgeleefd
  4. uitlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitleven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
echar una cana al aire uit de band springen; uitleven
soltarse el pelo uit de band springen; uitleven

Antoniemen van "uitleven":


Verwante definities voor "uitleven":

  1. je helemaal laten gaan1
    • op de dansavond heb ik me helemaal uitgeleefd1

Wiktionary: uitleven

uitleven
verb
  1. een verlangen tot verzadiging kunnen botvieren