Nederlands

Uitgebreide vertaling voor getand (Nederlands) in het Frans

getand:

getand bijvoeglijk naamwoord

  1. getand (gekarteld)
    dentelé; cannelé; en dents de scie; crénelé; tranchant; ébréché; denté; engrelé
  2. getand (tanden hebbend)
    dentelé; denté

Vertaal Matrix voor getand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tranchant geslepenheid; gewiekstheid; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; snijvlak; spitsheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cannelé gekarteld; getand kartelig
crénelé gekarteld; getand kartelig; tandvormig
dentelé gekarteld; getand; tanden hebbend gezaagd; kartelig; puntig; scherp gepunt; tandvormig; zaagvormig
denté gekarteld; getand; tanden hebbend gezaagd; puntig; scherp gepunt
en dents de scie gekarteld; getand zaagvormig
engrelé gekarteld; getand
tranchant gekarteld; getand adrem; bijdehand; fel; gevat; hanig; messcherp; pinnig; raak; scherp; scherpgerand; snedig; snibbig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp
ébréché gekarteld; getand

Verwante woorden van "getand":

  • getande

getand vorm van tanden:

tanden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de tanden (alle tanden en kiezen; gebit)
    la dents; la dentition; la denture
    • dents [la ~] zelfstandig naamwoord
    • dentition [la ~] zelfstandig naamwoord
    • denture [la ~] zelfstandig naamwoord

tanden werkwoord (tand, tandt, tandde, tandden, getand)

  1. tanden (uittanden)
    endenter
    • endenter werkwoord (endente, endentes, endentons, endentez, )

Conjugations for tanden:

o.t.t.
  1. tand
  2. tandt
  3. tandt
  4. tanden
  5. tanden
  6. tanden
o.v.t.
  1. tandde
  2. tandde
  3. tandde
  4. tandden
  5. tandden
  6. tandden
v.t.t.
  1. heb getand
  2. hebt getand
  3. heeft getand
  4. hebben getand
  5. hebben getand
  6. hebben getand
v.v.t.
  1. had getand
  2. had getand
  3. had getand
  4. hadden getand
  5. hadden getand
  6. hadden getand
o.t.t.t.
  1. zal tanden
  2. zult tanden
  3. zal tanden
  4. zullen tanden
  5. zullen tanden
  6. zullen tanden
o.v.t.t.
  1. zou tanden
  2. zou tanden
  3. zou tanden
  4. zouden tanden
  5. zouden tanden
  6. zouden tanden
en verder
  1. ben getand
  2. bent getand
  3. is getand
  4. zijn getand
  5. zijn getand
  6. zijn getand
diversen
  1. tand!
  2. tandt!
  3. getand
  4. tandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tanden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dentition alle tanden en kiezen; gebit; tanden tanden krijgen
dents alle tanden en kiezen; gebit; tanden
denture alle tanden en kiezen; gebit; tanden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
endenter tanden; uittanden

Verwante woorden van "tanden":