Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. knuppelen:
  2. knuppel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knuppelen (Nederlands) in het Frans

knuppelen:

knuppelen werkwoord (knuppel, knuppelt, knuppelde, knuppelden, geknuppeld)

  1. knuppelen
    tabasser; matraquer; rouer de coups
    • tabasser werkwoord (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • matraquer werkwoord (matraque, matraques, matraquons, matraquez, )
    • rouer de coups werkwoord

Conjugations for knuppelen:

o.t.t.
  1. knuppel
  2. knuppelt
  3. knuppelt
  4. knuppelen
  5. knuppelen
  6. knuppelen
o.v.t.
  1. knuppelde
  2. knuppelde
  3. knuppelde
  4. knuppelden
  5. knuppelden
  6. knuppelden
v.t.t.
  1. heb geknuppeld
  2. hebt geknuppeld
  3. heeft geknuppeld
  4. hebben geknuppeld
  5. hebben geknuppeld
  6. hebben geknuppeld
v.v.t.
  1. had geknuppeld
  2. had geknuppeld
  3. had geknuppeld
  4. hadden geknuppeld
  5. hadden geknuppeld
  6. hadden geknuppeld
o.t.t.t.
  1. zal knuppelen
  2. zult knuppelen
  3. zal knuppelen
  4. zullen knuppelen
  5. zullen knuppelen
  6. zullen knuppelen
o.v.t.t.
  1. zou knuppelen
  2. zou knuppelen
  3. zou knuppelen
  4. zouden knuppelen
  5. zouden knuppelen
  6. zouden knuppelen
en verder
  1. ben geknuppeld
  2. bent geknuppeld
  3. is geknuppeld
  4. zijn geknuppeld
  5. zijn geknuppeld
  6. zijn geknuppeld
diversen
  1. knuppel!
  2. knuppelt!
  3. geknuppeld
  4. knuppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor knuppelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
matraquer knuppelen
rouer de coups knuppelen aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; ranselen; toetakelen
tabasser knuppelen aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; bakkeleien; beuken; bonken; duelleren; hameren; in elkaar timmeren; kampen; kleunen; knokken; matten; rammen; ranselen; slaan; toetakelen; vechten

Verwante woorden van "knuppelen":


knuppel:

knuppel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knuppel (ploertendoder; knots)
    le casse-tête
  2. de knuppel (knoet)
    le gourdin; la trique; le knout
    • gourdin [le ~] zelfstandig naamwoord
    • trique [la ~] zelfstandig naamwoord
    • knout [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knuppel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
casse-tête knots; knuppel; ploertendoder hersenbreker; hoofdbrekens; probleem; puzzel
gourdin knoet; knuppel
knout knoet; knuppel
trique knoet; knuppel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
casse-tête hoofdbrekend

Verwante woorden van "knuppel":

  • knuppelen, knuppels, knuppeltje, knuppeltjes

Wiktionary: knuppel

knuppel
noun
  1. Gros bâton

Cross Translation:
FromToVia
knuppel bâton; batte bat — club
knuppel matraque bludgeon — short heavy club
knuppel gourdin; bâton club — weapon
knuppel gourdin cudgel — a short heavy club with a rounded head used as a weapon