Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor karigheid in het Nederlands

karigheid:

karigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de karigheid
    de karigheid; de schraalheid; de poverheid; de schamelheid; de armzaligheid

Verwante woorden van "karigheid":


karig:

karig bijvoeglijk naamwoord

  1. karig
    mager; pover; schraal; karig; berooid
    • mager bijvoeglijk naamwoord
    • pover bijvoeglijk naamwoord
    • schraal bijvoeglijk naamwoord
    • karig bijvoeglijk naamwoord
    • berooid bijvoeglijk naamwoord
  2. karig
    karig; krap; niet overvloedig
  3. karig
    schraal; pover; mager; schamel; armzalig; karig

Verwante woorden van "karig":

  • karigheid, kariger, karigere, karigst, karigste, karige