Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. matrix:
  2. Matrix:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor matrix in het Nederlands

matrix:

matrix [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de matrix
    de matrix; de matrijs
    • matrix [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • matrijs [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de matrix
    de matrix
    • matrix [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "matrix":

  • matrixen

Matrix:

Matrix

  1. Matrix