Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor verbluft in het Nederlands

verbluft:

verbluft bijvoeglijk naamwoord

  1. verbluft
    verbaasd; sprakeloos; met de mond vol tanden; verbijsterd; verwonderd; verstomd; met open mond; verbluft

verbluffen:

verbluffen werkwoord (verbluf, verbluft, verblufte, verbluften, verbluft)

  1. verbluffen
    overdonderen; verbluffen
    • overdonderen werkwoord (overdonder, overdondert, overdonderde, overdonderden, overdonderd)
    • verbluffen werkwoord (verbluf, verbluft, verblufte, verbluften, verbluft)

Conjugations for verbluffen:

o.t.t.
  1. verbluf
  2. verbluft
  3. verbluft
  4. verbluffen
  5. verbluffen
  6. verbluffen
o.v.t.
  1. verblufte
  2. verblufte
  3. verblufte
  4. verbluften
  5. verbluften
  6. verbluften
v.t.t.
  1. heb verbluft
  2. hebt verbluft
  3. heeft verbluft
  4. hebben verbluft
  5. hebben verbluft
  6. hebben verbluft
v.v.t.
  1. had verbluft
  2. had verbluft
  3. had verbluft
  4. hadden verbluft
  5. hadden verbluft
  6. hadden verbluft
o.t.t.t.
  1. zal verbluffen
  2. zult verbluffen
  3. zal verbluffen
  4. zullen verbluffen
  5. zullen verbluffen
  6. zullen verbluffen
o.v.t.t.
  1. zou verbluffen
  2. zou verbluffen
  3. zou verbluffen
  4. zouden verbluffen
  5. zouden verbluffen
  6. zouden verbluffen
diversen
  1. verbluf!
  2. verbluft!
  3. verbluft
  4. verbluffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze