Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. overlappen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overlappen (Nederlands) in het Zweeds

overlappen:

overlappen werkwoord (overlap, overlapt, overlapte, overlapten, overlapt)

  1. overlappen
    överlappa
    • överlappa werkwoord (överlappar, överlappade, överlappat)
  2. overlappen
    svälla
    • svälla werkwoord (sväller, svällde, svällt)

Conjugations for overlappen:

o.t.t.
  1. overlap
  2. overlapt
  3. overlapt
  4. overlappen
  5. overlappen
  6. overlappen
o.v.t.
  1. overlapte
  2. overlapte
  3. overlapte
  4. overlapten
  5. overlapten
  6. overlapten
v.t.t.
  1. heb overlapt
  2. hebt overlapt
  3. heeft overlapt
  4. hebben overlapt
  5. hebben overlapt
  6. hebben overlapt
v.v.t.
  1. had overlapt
  2. had overlapt
  3. had overlapt
  4. hadden overlapt
  5. hadden overlapt
  6. hadden overlapt
o.t.t.t.
  1. zal overlappen
  2. zult overlappen
  3. zal overlappen
  4. zullen overlappen
  5. zullen overlappen
  6. zullen overlappen
o.v.t.t.
  1. zou overlappen
  2. zou overlappen
  3. zou overlappen
  4. zouden overlappen
  5. zouden overlappen
  6. zouden overlappen
en verder
  1. is overlapt
  2. zijn overlapt
diversen
  1. overlap!
  2. overlapt!
  3. overlapt
  4. overlappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overlappen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
svälla wassen; zwellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
svälla overlappen uitdijen; uitzwellen
överlappa overlappen

Verwante woorden van "overlappen":

  • overlap

overlap:


Verwante woorden van "overlap":