Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. tic:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tic (Nederlands) in het Zweeds

tic:

tic [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tic (rarigheid; aanwensel)
    hyffs
    • hyffs zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tic:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hyffs aanwensel; rarigheid; tic

Verwante woorden van "tic":

  • tics, ticje