Duits

Uitgebreide synoniemen voor Stümper in het Duits

Stümper:

Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Stümper
    der Pfuscher; der Stümper; der Kurpfuscher; der Scharlatan; der Quacksalber
  2. der Stümper
    der Pfuscher; der Stümper; der Panscher; der Sudler
    • Pfuscher [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Panscher [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Sudler [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Stümper
    der Stümper
    • Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Stümper
    der Trottel; der Stümper; der Tropf
    • Trottel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stümper [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Tropf [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Stümper
    der Schuster; der Stümper; der Pfuscher
  6. der Stümper
    der Schieber; der Stümper; der Schwindler; der Schmierer; der Schmierfink; der Sudler
  7. der Stümper
    der Stümper; der Pfuscher
  8. der Stümper
    der Dummkopf; der Gimpel; der Quatschkopf; der Einfaltspinsel; der Schussel; der Trottel; der Dussel; der Schwachkopf; der Hohlkopf; der Strohkopf; der Stümper; der Schafskopf

Alternatieve synoniemen voor "Stümper":