Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Neuling:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Neuling (Duits) in het Engels

Neuling:

Neuling [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Neuling (Grünling; Student im ersten Semester)
    the novice; the rookie; the greenhorn
    • novice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rookie [the ~] zelfstandig naamwoord
    • greenhorn [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Neuling (Neuankömmling)
    the newcomer; the novice; the freshman; the rookie; the beginner; the greenhorn; the fresh man
    • newcomer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • novice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • freshman [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rookie [the ~] zelfstandig naamwoord
    • beginner [the ~] zelfstandig naamwoord
    • greenhorn [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fresh man [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Neuling (Neuankömmling)
    the novice; the greenhorn
    • novice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • greenhorn [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Neuling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beginner Neuankömmling; Neuling Anfänger; Anfängerin; Starter
fresh man Neuankömmling; Neuling
freshman Neuankömmling; Neuling Angsthase; Feigling
greenhorn Grünling; Neuankömmling; Neuling; Student im ersten Semester Angsthase; Feigling
newcomer Neuankömmling; Neuling
novice Grünling; Neuankömmling; Neuling; Student im ersten Semester Angsthase; Feigling
rookie Grünling; Neuankömmling; Neuling; Student im ersten Semester Angsthase; Feigling; Rekrut

Synoniemen voor "Neuling":


Wiktionary: Neuling

Neuling
noun
  1. Person, die auf einem Gebiet oder in einer Gruppe neu ist
Neuling
noun
  1. beginner
  2. new (inexperienced) user or participant
  3. a person of either sex entering the first year of an institution
  4. a novice
  5. newcomer

Cross Translation:
FromToVia
Neuling beginner; debutant débutant — celui, celle qui débute