Duits
Uitgebreide vertaling voor verfliegen (Duits) in het Spaans
verfliegen:
-
verfliegen (verdampfen; zunehmen; evaporieren)
condensar; evaporarse; espesar; evaporar; volatilizarse-
condensar werkwoord
-
evaporarse werkwoord
-
espesar werkwoord
-
evaporar werkwoord
-
volatilizarse werkwoord
-
-
verfliegen (sich verflüchtigen)
Conjugations for verfliegen:
Präsens
- verfliege
- verfliegst
- verfliegt
- verfliegen
- verfliegt
- verfliegen
Imperfekt
- verflog
- verflogst
- verflog
- verflogen
- verflogt
- verflogen
Perfekt
- habe verflogen
- hast verflogen
- hat verflogen
- haben verflogen
- habt verflogen
- haben verflogen
1. Konjunktiv [1]
- verfliege
- verfliegest
- verfliege
- verfliegen
- verflieget
- verfliegen
2. Konjunktiv
- verflöge
- verflôgest
- verflöge
- verflögen
- verflöget
- verflögen
Futur 1
- werde verfliegen
- wirst verfliegen
- wird verfliegen
- werden verfliegen
- werdet verfliegen
- werden verfliegen
1. Konjunktiv [2]
- würde verfliegen
- würdest verfliegen
- würde verfliegen
- würden verfliegen
- würdet verfliegen
- würden verfliegen
Diverses
- verflieg!
- verfliegt!
- verfliegen Sie!
- verflogen
- verfliegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verfliegen:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| condensar | evaporieren; verdampfen; verfliegen; zunehmen | eindampfen; eindicken; einkochen; evaporieren; kondensieren; verdicken |
| espesar | evaporieren; verdampfen; verfliegen; zunehmen | eindampfen; eindicken; einkochen; evaporieren; kondensieren; verdicken |
| evaporar | evaporieren; sich verflüchtigen; verdampfen; verfliegen; zunehmen | |
| evaporarse | evaporieren; verdampfen; verfliegen; zunehmen | |
| volatilizar | sich verflüchtigen; verfliegen | |
| volatilizarse | evaporieren; verdampfen; verfliegen; zunehmen |