Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. parken:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor parken (Duits) in het Frans

parken:

parken werkwoord (parke, parkst, parkt, parkte, parktet, geparkt)

  1. parken
    garer une voiture; parquer; stationner; garer; ranger
    • garer une voiture werkwoord
    • parquer werkwoord (parque, parques, parquons, parquez, )
    • stationner werkwoord (stationne, stationnes, stationnons, stationnez, )
    • garer werkwoord (gare, gares, garons, garez, )
    • ranger werkwoord (range, ranges, rangeons, rangez, )
  2. parken
    parquer
    • parquer werkwoord (parque, parques, parquons, parquez, )

Conjugations for parken:

Präsens
  1. parke
  2. parkst
  3. parkt
  4. parken
  5. parkt
  6. parken
Imperfekt
  1. parkte
  2. parktest
  3. parkte
  4. parkten
  5. parktet
  6. parkten
Perfekt
  1. habe geparkt
  2. hast geparkt
  3. hat geparkt
  4. haben geparkt
  5. habt geparkt
  6. haben geparkt
1. Konjunktiv [1]
  1. parke
  2. parkest
  3. parke
  4. parken
  5. parket
  6. parken
2. Konjunktiv
  1. parkte
  2. parktest
  3. parkte
  4. parkten
  5. parktet
  6. parkten
Futur 1
  1. werde parken
  2. wirst parken
  3. wird parken
  4. werden parken
  5. werdet parken
  6. werden parken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde parken
  2. würdest parken
  3. würde parken
  4. würden parken
  5. würdet parken
  6. würden parken
Diverses
  1. park!
  2. parkt!
  3. parken Sie!
  4. geparkt
  5. parkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor parken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
garer parken abstellen; einordnen; einräumen; hinstellen; in den Stall bringen; unterstellen
garer une voiture parken
parquer parken
ranger parken abdecken; ablagern; ablegen; abräumen; abschießen; abstellen; archivieren; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; betten; bewahren; deponieren; einordnen; einstallen; einstellen; einteilen; fortsetzen; hinlegen; in den Stall bringen; inOrdnungbringen; lagern; legen; niederlegen; ordnen; scharen; speichern; stauen; unterbringen; unterstellen; versammeln; weglegen; wegräumen; zurücklegen; zusammenraffen; zusammenrücken; zusammenscharren
stationner parken ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; plazieren; postieren; setzen; stationieren; stellen; unterbringen

Synoniemen voor "parken":


Wiktionary: parken

parken
verb
  1. ein Fahrzeug auf einem dafür vorgesehenem Platz abstellen
parken
verb
  1. stationner
  2. être en stationnement

Cross Translation:
FromToVia
parken garer parkeren — (een voertuig) tijdelijk ergens laten staan
parken garer; parquer; stationner park — bring to a halt

Computer vertaling door derden: