Offenheit in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Offenheit:
- ontvankelijkheid; openheid; rondborstigheid; oprechtheid; rondheid; openhartigheid; waarheidszin

Duits

Uitgebreide vertaling voor Offenheit (Duits) in het Nederlands

die Offenheit (Empfänglichkeit; Aufgeschlossenheit)
de ontvankelijkheid; de openheid
- ontvankelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- openheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Offenheit (Geradheit; Aufrichtigkeit; Ehrlichkeit)
rondborstigheid; de oprechtheid; rondheid; de openheid; de openhartigheid
- rondborstigheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- oprechtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- rondheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- openheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- openhartigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Offenheit (Aufrichtigkeit; Gerechtigkeit; Ehrlichkeit; Herzlichkeit; Geradheit; Offenherzigkeit; Wahrheitssinn)
de waarheidszin
- waarheidszin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ontvankelijkheid	Aufgeschlossenheit; Empfänglichkeit; Offenheit	Zulässigkeit des Verfahrens
openhartigheid	Aufrichtigkeit; Ehrlichkeit; Geradheit; Offenheit
openheid	Aufgeschlossenheit; Aufrichtigkeit; Ehrlichkeit; Empfänglichkeit; Geradheit; Offenheit
oprechtheid	Aufrichtigkeit; Ehrlichkeit; Geradheit; Offenheit	Aufrichtigkeit; Ehrlichkeit; Gerechtigkeit; Wahrheitssinn
rondborstigheid	Aufrichtigkeit; Ehrlichkeit; Geradheit; Offenheit
rondheid	Aufrichtigkeit; Ehrlichkeit; Geradheit; Offenheit
waarheidszin	Aufrichtigkeit; Ehrlichkeit; Geradheit; Gerechtigkeit; Herzlichkeit; Offenheit; Offenherzigkeit; Wahrheitssinn