Nederlands

Uitgebreide vertaling voor openheid (Nederlands) in het Duits

openheid:

openheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de openheid (ontvankelijkheid)
    die Offenheit; die Empfänglichkeit; die Aufgeschlossenheit
  2. de openheid (rondborstigheid; oprechtheid; rondheid; openhartigheid)
    die Geradheit; die Offenheit; die Aufrichtigkeit; die Ehrlichkeit

Vertaal Matrix voor openheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aufgeschlossenheit ontvankelijkheid; openheid
Aufrichtigkeit openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid eerlijkheid; getrouwheid; integriteit; loyaliteit; onkreukbaarheid; oprechtheid; rechtschapenheid; trouw; trouwhartigheid; waarheidszin
Ehrlichkeit openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid eerlijkheid; etiquette; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; oprechtheid; ordelijkheid; properheid; rechtschapenheid; smetteloosheid; waarheidszin
Empfänglichkeit ontvankelijkheid; openheid aandoenlijkheid; gevoeligheid; sensitiviteit; zintuiglijke gevoeligheid
Geradheit openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid waarheidszin
Offenheit ontvankelijkheid; openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid waarheidszin

Verwante woorden van "openheid":


open:

open bijvoeglijk naamwoord

  1. open
    offen
    • offen bijvoeglijk naamwoord
  2. open (openhartig; oprecht; onomwonden; )
    unverblümt; unumwunden
  3. open (niet dicht)
    offen; nicht dicht
  4. open (genaakbaar; toegankelijk; benaderbaar)
    offen; zugänglich; aufgeschlossen; frei
  5. open (rechtschapen; oprecht; eerlijk)
    offenherzig; aufrichtig; ehrlich; offen; pur; gerecht; fair; gerade; treuherzig; treugesinnt; fein; geradeheraus
  6. open (rechttoe; frank)
    offen; gerade; frei
    • offen bijvoeglijk naamwoord
    • gerade bijvoeglijk naamwoord
    • frei bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor open:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frei benaderbaar; frank; genaakbaar; open; rechttoe; toegankelijk bandeloos; beschikbaar; disponibel; gratis; in vrijheid; kosteloos; ledig; leeg; losbandig; niet belast; onafhankelijk; onbedekt; onbelast; onbelast inkomen; onbewoond; onbezet; ongebonden; ongebreideld; ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onoverdekt; onverplicht; onverstoord; pro deo; spontaan; uit vrije wil; vacant; voor niets; vrij; vrij van schulden; vrijuit; vrijwillig; zonder kosten
offen benaderbaar; eerlijk; frank; genaakbaar; niet dicht; open; oprecht; rechtschapen; rechttoe; toegankelijk contemplatief; cru; genereus; goedgeefs; gul; ledig; leeg; mild; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; onbewoond; onbezet; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; rechttoe rechtaan; ronduit; royaal; ruimhartig; ruiterlijk; scheutig; stoutmoedig; vrijgevig; vrijmoedig; vrijpostig
- leeg
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufgeschlossen benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk ingehaald; ontvankelijk; openstaand; vatbaar; voorbij gestreefd
aufrichtig eerlijk; open; oprecht; rechtschapen braaf; contemplatief; cru; eerlijk; fair; met open vizier; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; rechtgeaard; rechtschapen; rechttoe rechtaan; rechtvaardig; rondborstig; ronduit; ruiterlijk
ehrlich eerlijk; open; oprecht; rechtschapen billijk; contemplatief; echt; eerlijk; effectief; fair; fideel; geschikt; gewoonweg; heus; klinkklaar; menens; metterdaad; ongeveinsd; openhartig; openlijk; oprecht; puur; rechtdoorzee; redelijk; regelrecht; reëel; rondborstig; ronduit; schappelijk; trouwhartig; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
fair eerlijk; open; oprecht; rechtschapen billijk; cru; eerlijk; fair; geschikt; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan; redelijk; ronduit; schappelijk; sportief
fein eerlijk; open; oprecht; rechtschapen aangenaam; aardig; armzalig; behaaglijk; bijzonder aangenaam; breekbaar; broos; chic; cru; decoratief; delicaat; dun; elegant; esthetisch; fijn; fijngebouwd; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; geraffineerd; gracieus; iel; ijl; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; leuk; lief; mager; modieuze verfijning; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; plezant; plezierig; pover; prettig; rank; rechttoe rechtaan; schamel; schraal; sierlijk; slank; slank en smal; slap; smaakvol; stijlvol; subtiel; sympathiek; teder; teer; tenger; van geringe dichtheid; verfijnd; wankel; zwak
gerade eerlijk; frank; open; oprecht; rechtschapen; rechttoe accuraat; daarnet; glad neerliggend; juist; lineair; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; nog maar pas; onvermurwbaar; op het moment; overeind; pas; precies; rechtaan; rechtop; secuur; sluik; staand; streng; strikt; stringent; zojuist; zonet; zopas; zoëven
geradeheraus eerlijk; open; oprecht; rechtschapen contemplatief; cru; echt; eerlijk; gulweg; menens; met open vizier; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; platweg; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk
gerecht eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; eerlijk; fair; gegrond; geldig; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan; valide
nicht dicht niet dicht; open
offenherzig eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk
pur eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; echt; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; klinkklaar; maagdelijk; netjes; onaangeraakt; ongerept; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onvervalst; openlijk; pure; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; virginaal; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
treugesinnt eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; getrouw; loyaal; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan; trouw
treuherzig eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
unumwunden onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit
unverblümt onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit cru; direct; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk
zugänglich benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk aanspreekbaar; amicaal; bedaard; begaanbaar; benaderbaar; bereidwillig; bereikbaar; gelijkmoedig; genaakbaar; kalm; kalmpjes; kameraadschappelijk; onbewogen; ontvankelijk; openstaand; rustig; sereen; tegemoetkomend; toegankelijk; toeschietelijk; vatbaar; vriendschappelijk; welwillend

Verwante woorden van "open":


Synoniemen voor "open":


Antoniemen van "open":


Verwante definities voor "open":

  1. niet ingevuld1
    • laat dat vakje maar open1
  2. niet afgesloten, waar je zo bij kunt1
    • kom maar verder, de deur is open1
  3. wie goed contact heeft met zijn omgeving1
    • ze is erg open, ze praat met iedereen1

Wiktionary: open

open
adverb
  1. undeklinierbar: umgangssprachlich für „offen“

Cross Translation:
FromToVia
open frei free — unobstructed
open auf; offen open — not closed
open offen; geöffnet open — prepared to conduct business
open offen open — receptive
open öffentlich open — public
open frei; offen; geläufig libre — Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir.
open offen ouvert — Qui n’est pas fermé.