Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Pantoffel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Pantoffel (Duits) in het Nederlands

Pantoffel:

Pantoffel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Pantoffel (Hausschuh; Schlapfen)
    de pantoffel; de muil; huisschoen; de slof
    • pantoffel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • muil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • huisschoen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • slof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Pantoffel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
huisschoen Hausschuh; Pantoffel; Schlapfen
muil Hausschuh; Pantoffel; Schlapfen Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze
pantoffel Hausschuh; Pantoffel; Schlapfen
slof Hausschuh; Pantoffel; Schlapfen

Synoniemen voor "Pantoffel":


Wiktionary: Pantoffel


Cross Translation:
FromToVia
Pantoffel pantoffel slipper — low shoe usually worn indoors
Pantoffel pantoffel chausson — Chaussure d’intérieur
Pantoffel pantoffel; slipper pantouflechaussure d’intérieur, que l’on met chez soi pour être plus à l’aise.