Duits

Uitgebreide vertaling voor Schnüre (Duits) in het Nederlands

Schnüre:

Schnüre [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schnüre (Drähte; Bindfäden)
    de draden
    • draden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. die Schnüre (Bänder)
    de banden; de tapes; cassettebandjes
  3. die Schnüre (Bindfäden; Seile)
    de snoeren; de koorden
    • snoeren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • koorden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  4. die Schnüre (Schnürsenkel; Schuhbänder)
    de schoenveters; de veters
  5. die Schnüre (Bindfäden)
    de snoeren; de elektriciteitssnoeren
  6. die Schnüre
    de passementen
  7. die Schnüre (Seilchen)
    lijntjes; touwtjes; koordjes; snoertjes

Vertaal Matrix voor Schnüre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banden Bänder; Schnüre
cassettebandjes Bänder; Schnüre
draden Bindfäden; Drähte; Schnüre
elektriciteitssnoeren Bindfäden; Schnüre Stromdrähte
koorden Bindfäden; Schnüre; Seile
koordjes Schnüre; Seilchen
lijntjes Schnüre; Seilchen
passementen Schnüre
schoenveters Schnüre; Schnürsenkel; Schuhbänder
snoeren Bindfäden; Schnüre; Seile
snoertjes Schnüre; Seilchen
tapes Bänder; Schnüre
touwtjes Schnüre; Seilchen
veters Schnüre; Schnürsenkel; Schuhbänder
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
snoeren einschnüren; schnüren; zuschnüren