Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Fressen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Fressen (Duits) in het Zweeds

Fressen:

Fressen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Fressen (Ernährung; Speisung; Nahrungsmittel; )
    mat; kost
    • mat [-en] zelfstandig naamwoord
    • kost [-en] zelfstandig naamwoord
  2. Fressen (Auffressen)
    födande
  3. Fressen (Schlingen)
    glufsande

Vertaal Matrix voor Fressen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
födande Auffressen; Fressen
glufsande Fressen; Schlingen Fraß
kost Beköstigung; Ernährung; Essen; Fressen; Futter; Kost; Mundvorrat; Mundvorräte; Nahrung; Nahrungsmittel; Proviant; Speise; Speisung; Verpflegung Kostgeld
mat Beköstigung; Ernährung; Essen; Fressen; Futter; Kost; Mundvorrat; Mundvorräte; Nahrung; Nahrungsmittel; Proviant; Speise; Speisung; Verpflegung Ernährung; Essen; Kost; Lebensmittel; Nahrung; Verpflegung

Synoniemen voor "Fressen":


Wiktionary: Fressen

Fressen
noun
  1. (von Tieren; salopp oder emotional, abwertend von Menschen) Vorgang, Handlung, bei dem beziehungsweise bei der gefressen wird

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Fressen