Duits

Uitgebreide vertaling voor Geck (Duits) in het Zweeds

Geck:

Geck [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Geck (Verrückte; Schlappschwanz; Vollidiot; )
    yrhätta; vildhjärna; vildbasare; galenpanna
  2. der Geck (Tor; Tröttel; Spaßvogel; )
    dåre; knöl
    • dåre [-en] zelfstandig naamwoord
    • knöl [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Geck (Kerl; Stutzer)
    dandy; sprätt; klädsnobb; modelejon
  4. der Geck (Unbedeutende; Depp; Schaf; )
    knäppskalle; obetydlig
  5. der Geck (Narr am Hoff; Pinsel; Hanswurst; )
    hovnarr

Vertaal Matrix voor Geck:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dandy Geck; Kerl; Stutzer
dåre Dummkopf; Geck; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schalk; Spaßvogel; Tor; Tröttel; Tölpel; Verrückte Brausekopf; Dummkopf; Dussel; Eiferer; Einfaltspinsel; Fanatiker; Gimpel; Glaubenseifer; Haarspalter; Hohlkopf; Idiot; Irrsinnige; Narr; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Schwachsinnige; Schwärmer; Strohkopf; Stümper; Topsüchtiger; Tor; Trottel; Verrückte; Zelot; blinde Fanatiker
galenpanna Figur; Geck; Geisteskranke; Idiot; Irre; Irrsinnige; Mensch; Rohling; Schlappschwanz; Schwächling; Tollkopf; Verrückte; Vollidiot; Wahnsinnige Brausekopf; Eiferer; Fanatiker; Glaubenseifer; Haarspalter; Schwulenschläger; Schwärmer; Topsüchtiger; Zelot; blinde Fanatiker
hovnarr Alberne; Ast; Geck; Hanswurst; Irrsinnige; Klunker; Knorren; Lackaffe; Narr am Hoff; Pinsel; Quast; Stutzer; Tor; Verrückte
klädsnobb Geck; Kerl; Stutzer
knäppskalle Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August Dummkopf; Hohlkopf; Strohkopf
knöl Dummkopf; Geck; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schalk; Spaßvogel; Tor; Tröttel; Tölpel; Verrückte Bauerntölpel; Flegel; Grobian; Hundsfott; Knorren; Lümmel; Unebenheit; Verletzung; Verwundung; ungehobelter Klotz; ungeschliffener Kerl
modelejon Geck; Kerl; Stutzer
obetydlig Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August
sprätt Geck; Kerl; Stutzer Dandy
vildbasare Figur; Geck; Geisteskranke; Idiot; Irre; Irrsinnige; Mensch; Rohling; Schlappschwanz; Schwächling; Tollkopf; Verrückte; Vollidiot; Wahnsinnige Wildfang
vildhjärna Figur; Geck; Geisteskranke; Idiot; Irre; Irrsinnige; Mensch; Rohling; Schlappschwanz; Schwächling; Tollkopf; Verrückte; Vollidiot; Wahnsinnige
yrhätta Figur; Geck; Geisteskranke; Idiot; Irre; Irrsinnige; Mensch; Rohling; Schlappschwanz; Schwächling; Tollkopf; Verrückte; Vollidiot; Wahnsinnige Wildfang
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
obetydlig anspruchslos; bedeutungslos; bescheiden; gering; geringfügig; gewöhnlich; kindisch; klein; läppisch; marginal; minimal; nichtsbedeutend; niedrig; trivial; unbedeutend; unscheinbar; unwesentlich; unwichtig

Synoniemen voor "Geck":


Wiktionary: Geck

Geck
noun
  1. absprechend, veraltend: ein eitel herausgeputzter und eingebildeter Mann