Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Happen

Vertaal Happen van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Happen:
- tilltugg; munsbit; en mun full; tugga; mosad mat
Wiktionary:
- Happen → munsbit, tugga
- Happen → bit, smula, mellanmål, fika

Duits

Uitgebreide vertaling voor Happen (Duits) in het Zweeds

Happen:

Happen [der ~] zelfstandig naamwoord

der Happen (Bissen)
tilltugg
- tilltugg [-ett] zelfstandig naamwoord
der Happen (Bissen)
munsbit; en mun full; tugga
- munsbit [-en] zelfstandig naamwoord
- en mun full zelfstandig naamwoord
- tugga [-en] zelfstandig naamwoord
der Happen (Mus; Haché; Gemüse; Rest; Brei)
tugga; mosad mat
- tugga [-en] zelfstandig naamwoord
- mosad mat zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Happen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
en mun full	Bissen; Happen
mosad mat	Brei; Gemüse; Haché; Happen; Mus; Rest
munsbit	Bissen; Happen
tilltugg	Bissen; Happen
tugga	Bissen; Brei; Gemüse; Haché; Happen; Mus; Rest	Biß; Knacks
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
tugga		Tabak kauen; kauen; priemen

Synoniemen voor "Happen":

Bissen; Brotzeit; Gabelfrühstück; Imbiss; Imbs; Jause; leichte Mahlzeit; Marende; Neinerln; Snack; Stärkung; Unternessen; Vesper; Znüni; Zvieri; Zwischenmahlzeit; Essen; Gericht; Mahl; Mahlzeit; Speise

Wiktionary: Happen

Happen

noun

übertragen: eine kleinere Mahlzeit
- Happen → munsbit
ein kleines, mundgerechtes Stück eines Nahrungsmittels
- Happen → munsbit; tugga

Cross Translation:

From	To	Via
• Happen	→ bit	↔ bit — small amount of something
• Happen	→ smula	↔ morsel — small fragment
• Happen	→ mellanmål; fika	↔ snack — a light meal