Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Kurier:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kurier (Duits) in het Zweeds

Kurier:

Kurier [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kurier (Spediteur; Transportunternehmer; Transporteur; Austräger; Eilbote)
    expressbud; bud
    • expressbud zelfstandig naamwoord
    • bud [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Kurier (Eilbrief; Eilbote)
    expressbrev
  3. der Kurier (Postbote; Briefträger; Zusteller; )
    brevbärare; postförare; postbud
  4. der Kurier (Bote; Zusteller; Eilbote; Laufbursche; Laufjunge)
    varubud
    • varubud [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kurier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brevbärare Bote; Briefträger; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Postbote; Zusteller Briefträger
bud Austräger; Eilbote; Kurier; Spediteur; Transporteur; Transportunternehmer Angebot; Ansage; Austräger; Bote; Frachtschiffer; Gebot; Herold; Inhaber
expressbrev Eilbote; Eilbrief; Kurier Eilbrief; Expreßbrief
expressbud Austräger; Eilbote; Kurier; Spediteur; Transporteur; Transportunternehmer
postbud Bote; Briefträger; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Postbote; Zusteller
postförare Bote; Briefträger; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Postbote; Zusteller
varubud Bote; Eilbote; Kurier; Laufbursche; Laufjunge; Zusteller Austräger; Jungen die beim Einkaufen helfen

Synoniemen voor "Kurier":


Wiktionary: Kurier


Cross Translation:
FromToVia
Kurier kurir courier — person who delivers messages
Kurier bud; budbärare messenger — one who brings messages