Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Unpäßlichkeit:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Unpäßlichkeit (Duits) in het Zweeds

Unpäßlichkeit:

Unpäßlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Unpäßlichkeit (Übelkeit)
    hemsklighet
  2. die Unpäßlichkeit (Unwohlsein; Menstruation; Periode; Regel)
    sjukdom
    • sjukdom [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Unpäßlichkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hemsklighet Unpäßlichkeit; Übelkeit
sjukdom Menstruation; Periode; Regel; Unpäßlichkeit; Unwohlsein Krankheit; Körperliche Erregung; Leiden; Übel