Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. unwohl:


Duits

Uitgebreide vertaling voor unwohl (Duits) in het Zweeds

unwohl:

unwohl bijvoeglijk naamwoord

  1. unwohl (krank; unpässlich)
    sjuk; dåligt; sjukt; dålig
    • sjuk bijvoeglijk naamwoord
    • dåligt bijvoeglijk naamwoord
    • sjukt bijvoeglijk naamwoord
    • dålig bijvoeglijk naamwoord
  2. unwohl
    illasmakande
  3. unwohl (menstruierend; unpässlich; übel; kränklich; unpäßlich)
    som har mens

Vertaal Matrix voor unwohl:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sjuk Kränkeln
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dålig krank; unpässlich; unwohl armselig; bösartig; dürftig; gebrechlich; gemein; heimtückisch; hinfällig; hinterfotzig; hinterhältig; hinterlistig; karg; kärglich; maliziös; minderwertig; niedrig; nierderträchtig; platt; schlecht; schwach; schäbig; trivial; ungenügend; untergeordnet; unzureichend; zweitklassig; zweitrangig; ärmlich
dåligt krank; unpässlich; unwohl armselig; boshaft; bösartig; böse; dürftig; gebrechlich; gemein; heimtückisch; hinfällig; hinterfotzig; hinterhältig; hinterlistig; karg; kärglich; maliziös; mies; minderwertig; niederträchtig; niedrig; nierderträchtig; platt; schlecht; schlimm; schwach; schäbig; trivial; tückisch; ungenügend; untergeordnet; unzureichend; zweitklassig; zweitrangig; ärmlich; übel
illasmakande unwohl
sjuk krank; unpässlich; unwohl
sjukt krank; unpässlich; unwohl
som har mens kränklich; menstruierend; unpässlich; unpäßlich; unwohl; übel

Synoniemen voor "unwohl":


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van unwohl