Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. traveller:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor traveller (Engels) in het Duits

traveller:

traveller [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits

  1. the traveller (passenger; occupant; traveler)
    – a person who changes location 1
    der Passagier; der Reisende; der Flugreisende; der Gast; der Insasse; der Fluggast
  2. the traveller
    der Fahrgast
    • Fahrgast [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor traveller:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fahrgast traveller passenger; person on board
Fluggast occupant; passenger; traveler; traveller air-traveller
Flugreisende occupant; passenger; traveler; traveller air-traveller
Gast occupant; passenger; traveler; traveller guest; guest for the night; night guest; overnight guest
Insasse occupant; passenger; traveler; traveller
Passagier occupant; passenger; traveler; traveller passenger; person on board
Reisende occupant; passenger; traveler; traveller
- traveler
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- traveler

Synoniemen voor "traveller":


Verwante definities voor "traveller":

  1. a person who changes location1

Wiktionary: traveller

traveller
noun
  1. one who travels
traveller
noun
  1. weibliche Person, die eine Reise unternimmt

Cross Translation:
FromToVia
traveller Reisende reiziger — iemand die bezig is een reis te maken
traveller Reisende voyageur — Celui, celle qui voyage.

Verwante vertalingen van traveller