Overzicht
Engels Synoniemen: Meer gegevens...
- badly:
-
bad:
- bad; mean; incorrect; faulty; inaccurate; wrong; amiss; wrongly; false; off target; off; slackly; abstemious; feeble; weak; frail; poor; faint; vicious; vile; scurvy; nasty; low; jarring; behind one's back; foul; ribald; offensive; indecent; falsely; secretly
- bad; amiss; vicious
- tough; bad; spoilt; spoiled; defective; forged; sorry; regretful; unfit; unsound; big; risky; speculative; high-risk; uncollectible
- bad; badly
- bad; badness
Engels
Uitgebreide synoniemen voor badly in het Engels
badly:
-
badly
malicious; badly; vicious; false; evil-minded; low; with evil intention-
malicious bijvoeglijk naamwoord
-
badly bijwoord
-
vicious bijvoeglijk naamwoord
-
false bijvoeglijk naamwoord
-
evil-minded bijvoeglijk naamwoord
-
low bijvoeglijk naamwoord
-
with evil intention bijvoeglijk naamwoord
-
-
badly
– (`ill' is often used as a combining form) in a poor or improper or unsatisfactory manner; not well 1 -
badly
– with unusual distress or resentment or regret or emotional display 1 -
badly
– unfavorably or with disapproval 1 -
badly
– in a disadvantageous way; to someone's disadvantage 1badly; disadvantageously– in a disadvantageous way; to someone's disadvantage 1-
badly bijwoord
-
disadvantageously bijwoord
-
-
badly
– without skill or in a displeasing manner 1 -
badly
– to a severe or serious degree 1 -
badly
– very much; strongly 1 -
badly
– with great intensity (`bad' is a nonstandard variant for `badly') 1 -
badly
– in a disobedient or naughty way 1badly; mischievously; naughtily– in a disobedient or naughty way 1-
badly bijwoord
-
mischievously bijwoord
-
naughtily bijwoord
-
-
badly
– evilly or wickedly 1
Verwante woorden van "badly":
Alternatieve synoniemen voor "badly":
Antoniemen van "badly":
Verwante definities voor "badly":
bad:
-
bad
-
bad
incorrect; faulty; inaccurate; wrong; amiss; wrongly; false; off target; bad; off-
incorrect bijvoeglijk naamwoord
-
faulty bijvoeglijk naamwoord
-
inaccurate bijvoeglijk naamwoord
-
wrong bijvoeglijk naamwoord
-
amiss bijvoeglijk naamwoord
-
wrongly bijwoord
-
false bijvoeglijk naamwoord
-
off target bijvoeglijk naamwoord
-
bad bijvoeglijk naamwoord
-
off bijvoeglijk naamwoord
-
-
bad
-
bad
vicious; vile; scurvy; nasty; low; jarring; behind one's back; foul; ribald; bad; offensive; indecent; falsely; mean; secretly-
vicious bijvoeglijk naamwoord
-
vile bijvoeglijk naamwoord
-
scurvy bijvoeglijk naamwoord
-
nasty bijvoeglijk naamwoord
-
low bijvoeglijk naamwoord
-
jarring bijvoeglijk naamwoord
-
behind one's back bijvoeglijk naamwoord
-
foul bijvoeglijk naamwoord
-
ribald bijvoeglijk naamwoord
-
bad bijvoeglijk naamwoord
-
offensive bijvoeglijk naamwoord
-
indecent bijvoeglijk naamwoord
-
falsely bijwoord
-
mean bijvoeglijk naamwoord
-
secretly bijwoord
-
-
bad
– feeling physical discomfort or pain (`tough' is occasionally used colloquially for `bad') 1 -
bad
– (of foodstuffs) not in an edible or usable condition 1 -
bad
– not working properly 1 -
bad
– reproduced fraudulently 1 -
bad
– having undesirable or negative qualities 1 -
bad
– characterized by wickedness or immorality 1 -
bad
– feeling or expressing regret or sorrow or a sense of loss over something done or undone 1 -
bad
– capable of harming 1 -
bad
– physically unsound or diseased 1 -
bad
– very intense 1 -
bad
– not financially safe or secure 1bad; risky; speculative; high-risk– not financially safe or secure 1-
bad bijvoeglijk naamwoord
-
risky bijvoeglijk naamwoord
-
speculative bijvoeglijk naamwoord
-
high-risk bijvoeglijk naamwoord
-
-
bad
– nonstandard 1 -
bad
– below average in quality or performance 1 -
bad
– not capable of being collected 1bad; uncollectible– not capable of being collected 1-
bad bijvoeglijk naamwoord
-
uncollectible bijvoeglijk naamwoord
-
-
bad
– very much; strongly 1 -
bad
– with great intensity (`bad' is a nonstandard variant for `badly') 1
-
the bad
– that which is below standard or expectations as of ethics or decency 1