Home ->Woordenboeken ->Engels/Engels ->Vertaal commanders

Synoniemen voor "commanders" in het Engels

Overzicht
Engels Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. commanders:
  2. commander:

Engels

Uitgebreide synoniemen voor commanders in het Engels

commanders:

commanders [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the commanders
    the leaders; the principals; the guides; the commanders; the chiefs; the heads
    • leaders [the ~] zelfstandig naamwoord
    • principals [the ~] zelfstandig naamwoord
    • guides [the ~] zelfstandig naamwoord
    • commanders [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chiefs [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heads [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the commanders
    the directors; the principals; the managers; the guides; the heads; the leaders; the chiefs; the commanders
    • directors [the ~] zelfstandig naamwoord
    • principals [the ~] zelfstandig naamwoord
    • managers [the ~] zelfstandig naamwoord
    • guides [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heads [the ~] zelfstandig naamwoord
    • leaders [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chiefs [the ~] zelfstandig naamwoord
    • commanders [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "commanders":


commander:

commander [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the commander
    the leader; the headman; the centurion; the chief; the captain; the commander
    • leader [the ~] zelfstandig naamwoord
    • headman [the ~] zelfstandig naamwoord
    • centurion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chief [the ~] zelfstandig naamwoord
    • captain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • commander [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the commander
    the chairman; the president; the leader; the manager; the chief; the captain; the commander
    • chairman [the ~] zelfstandig naamwoord
    • president [the ~] zelfstandig naamwoord
    • leader [the ~] zelfstandig naamwoord
    • manager [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chief [the ~] zelfstandig naamwoord
    • captain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • commander [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the commander
    the commander; the ruler; the lord
    • commander [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ruler [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lord [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the commander
    the commanding officer; the commander
  5. the commander
    the commander; the lieutenant-colonel; the captain
  6. the commander
    – an officer in the airforce 1
    the commander; the air force officer
    – an officer in the airforce 1
  7. the commander
    – someone in an official position of authority who can command or control others 1
    the commander
    – someone in an official position of authority who can command or control others 1
  8. the commander
    – a commissioned naval officer who ranks above a lieutenant commander and below a captain 1
    the commander
    – a commissioned naval officer who ranks above a lieutenant commander and below a captain 1
  9. the commander
    – an officer in command of a military unit 1
    the commander; the commanding officer; the commandant
    – an officer in command of a military unit 1

commander

  1. commander
    leader; commander
  2. commander
    commander

Verwante woorden van "commander":


Alternatieve synoniemen voor "commander":


Verwante definities voor "commander":

  1. an officer in the airforce1
  2. someone in an official position of authority who can command or control others1
  3. a commissioned naval officer who ranks above a lieutenant commander and below a captain1
  4. an officer in command of a military unit1







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0244 seconde
Page rendered in 1.0 seconds