Engels

Uitgebreide synoniemen voor free-spoken in het Engels

free-spoken:

free-spoken bijvoeglijk naamwoord

  1. free-spoken
    – characterized by directness in manner or speech; without subtlety or evasion 1
    blunt; frank; candid; outspoken; forthright; free-spoken; plainspoken; point-blank; straight-from-the-shoulder
    – characterized by directness in manner or speech; without subtlety or evasion 1
    • blunt bijvoeglijk naamwoord
      • blunt talking and straight shooting1
      • a blunt New England farmer1
    • frank bijvoeglijk naamwoord
      • tell me what you think--and you may just as well be frank1
    • candid bijvoeglijk naamwoord
      • I gave them my candid opinion1
    • outspoken bijvoeglijk naamwoord
      • it is possible to be outspoken without being rude1
    • forthright bijvoeglijk naamwoord
      • forthright criticism1
      • a forthright approach to the problem1
    • free-spoken bijvoeglijk naamwoord
    • plainspoken bijvoeglijk naamwoord
      • plainspoken and to the point1
    • point-blank bijvoeglijk naamwoord
      • a point-blank accusation1
    • straight-from-the-shoulder bijvoeglijk naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "free-spoken":


Verwante definities voor "free-spoken":

  1. characterized by directness in manner or speech; without subtlety or evasion1

Verwante synoniemen voor free-spoken