Engels

Uitgebreide synoniemen voor goof in het Engels

goof:

goof [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the goof
    – a person who amuses others by ridiculous behavior 1
    the clown; the buffoon; the goofball; the merry andrew; the goof
    – a person who amuses others by ridiculous behavior 1
    • clown [the ~] zelfstandig naamwoord
    • buffoon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • goofball [the ~] zelfstandig naamwoord
    • merry andrew [the ~] zelfstandig naamwoord
    • goof [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the goof
    – a man who is a stupid incompetent fool 1
    the goose; the jackass; the zany; the cuckoo; the fathead; the twat; the goof; the goofball; the bozo
    – a man who is a stupid incompetent fool 1
    • goose [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jackass [the ~] zelfstandig naamwoord
    • zany [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cuckoo [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fathead [the ~] zelfstandig naamwoord
    • twat [the ~] zelfstandig naamwoord
    • goof [the ~] zelfstandig naamwoord
    • goofball [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bozo [the ~] zelfstandig naamwoord

goof werkwoord

  1. goof
    – commit a faux pas or a fault or make a serious mistake 1
    to sin; boob; to blunder; goof; drop the ball
    – commit a faux pas or a fault or make a serious mistake 1
    • sin werkwoord (sins, sinned, sinning)
    • boob werkwoord
    • blunder werkwoord (blunders, blundered, blundering)
      • I blundered during the job interview1
    • goof werkwoord
    • drop the ball werkwoord

Alternatieve synoniemen voor "goof":


Verwante definities voor "goof":

  1. a person who amuses others by ridiculous behavior1
  2. a man who is a stupid incompetent fool1
  3. commit a faux pas or a fault or make a serious mistake1

Verwante synoniemen voor goof