Engels

Uitgebreide synoniemen voor indisposed in het Engels

indisposed:

indisposed bijvoeglijk naamwoord

  1. indisposed
    indisposed
  2. indisposed
    – (usually followed by `to') strongly opposed 1
    averse; antipathetic; indisposed; loth; antipathetical; loath
    – (usually followed by `to') strongly opposed 1
    • averse bijvoeglijk naamwoord
      • averse to taking risks1
    • antipathetic bijvoeglijk naamwoord
      • antipathetic to new ideas1
    • indisposed bijvoeglijk naamwoord
      • clearly indisposed to grant their request1
    • loth bijvoeglijk naamwoord
    • antipathetical bijvoeglijk naamwoord
    • loath bijvoeglijk naamwoord
      • loath to go on such short notice1
  3. indisposed
    – somewhat ill or prone to illness 1
    ailing; seedy; sickly; indisposed; under the weather; poorly; peaked; unwell
    – somewhat ill or prone to illness 1
    • ailing bijvoeglijk naamwoord
      • my poor ailing grandmother1
    • seedy bijvoeglijk naamwoord
    • sickly bijvoeglijk naamwoord
      • a sickly child1
    • indisposed bijvoeglijk naamwoord
      • feeling a bit indisposed today1
    • under the weather bijvoeglijk naamwoord
    • poorly bijvoeglijk naamwoord
      • feeling poorly1
    • peaked bijvoeglijk naamwoord
      • you look a little peaked1
    • unwell bijvoeglijk naamwoord
      • is unwell and can't come to work1

Alternatieve synoniemen voor "indisposed":


Verwante definities voor "indisposed":

  1. (usually followed by `to') strongly opposed1
    • clearly indisposed to grant their request1
  2. somewhat ill or prone to illness1
    • feeling a bit indisposed today1