Engels

Uitgebreide synoniemen voor insufficiency in het Engels

insufficiency:

insufficiency [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the insufficiency
    the shortage; the deficiency; the lack; the deficit; the shortcoming; the insufficiency; the shortfall
  2. the insufficiency
    the shortfall; the insufficiency; the deficiency; the lack; the shortcoming
  3. the insufficiency
    – lack of an adequate quantity or number 1
    the deficiency; the inadequacy; the insufficiency
    – lack of an adequate quantity or number 1
    • deficiency [the ~] zelfstandig naamwoord
    • inadequacy [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the inadequacy of unemployment benefits1
    • insufficiency [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the insufficiency
    – (pathology) inability of a bodily part or organ to function normally 1
    the insufficiency
    – (pathology) inability of a bodily part or organ to function normally 1
  5. the insufficiency
    – a lack of competence 1
    the inadequacy; the insufficiency
    – a lack of competence 1
    • inadequacy [the ~] zelfstandig naamwoord
      • juvenile offenses often reflect an inadequacy in the parents1
    • insufficiency [the ~] zelfstandig naamwoord

insufficiency

  1. insufficiency

Verwante woorden van "insufficiency":


Alternatieve synoniemen voor "insufficiency":


Antoniemen van "insufficiency":


Verwante definities voor "insufficiency":

  1. lack of an adequate quantity or number1
  2. (pathology) inability of a bodily part or organ to function normally1
  3. a lack of competence1

Verwante synoniemen voor insufficiency